409 richting van het pavilloen, waardoor zij van de buitenwereld konden worden geisoleerd, zoude meD, volgens het legerbestuur, dezelfde resul taten kunnen verwachten, die voor de studie van den invloed der eenzaamheid te Gombong werden gekoesterd. Thans bracht het legerbestuur bij de opleiding van aanstaande officieren, behalve studie, een anderen factor ter sprake, namelijk maatschappelijk verkeer. Een groote garnizoensplaats biedt toch aan hen ook een groot voordeel aan, omdat zij te Meester-Cornelis en Weltevreden eene betere gele genheid dan te Gombong vonden om goede en fatsoenlijke gezelschappen te bezoeken en zich buiten de diensturen te vermaken De Legercommandant vond het voorts Doodig, de onderofficiersschool zoodanig uit te breiden, dat het getal élèves op 60 werd gebracht. Kon dit cijfer met het oog op de in het leger aanwezige stof worden bereikt? Ja, mits de voorwaarden van toelating gemakkeljjker werden gesteld. Lag onder dit beding soms eene transactie met de wetenschappelijke eischen voor den officiersrang verscholen? In geenen deele. Tegelijkertijd toch stelde de Legercommandant voor, den maximum duur van verblijf aan de inrichting voor een élève op twee jaren te stellen. Werden de resultaten van het onderwijs vroeger steeds gunstig genoemd, thans ultimo October 1856 beweerde het legerbes tuur het tegendeel en het staafde zijne bewering door te wjjzen op het geriDg aantal instructeurs, niet meer dan 2, waardoor het onderwijs voor één persoon over te veel vakken liep, en op het gemis van controle op dat onderwijs, omdat beide instructeurs luitenants waren. Uitbreiding van het officierspersoneel der inrichting werd dus noodzakelijk geacht. Dit personeel moest tevens eene vaste verhooging zijner inkomsten ontvangen als belooning voor zijn zoo veel inspanning vereischenden werkkring. Op grond hier van stelde de Legercommandant voor, aan de inrichting 1 kapitein en 3 luitenants te plaatsen, die bij hunne korpsen konden worden' vervangen en hen in het genot te stellen van het toen reeds be staande staftractement en fourage-indemniteit voor 4 paarden. Bij Gouvernements besluit van 13 November 1856 No 62 werd door den Gouverneur-Generaal conform al de voorstellen van den Legercommandant beschikt. Tot directeur der onderofficiersschool

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 422