410 werd benoemd de kapitein der Infanterie I. C. Rappard, terwijl voor instructeurs waren aangewezen de luitenants der Infanterie Yeenhuy- zen, Auffmorth en Gaijmans. De directeur zou ook les geven en moest een ontwerp voor de regeling der studiën ter goedkeuring aanbieden met zoodanige voorstellen als door hem wenschelijk wer den geacht. De verschillende afdeelingscommandanten moesten zorgen dat het cijfer 60 der élèves voortdurend voltallig kon worden ge houden. Ten einde dit mogelijk te maken, werd hun medegedeeld, dat voortaan alle onderofficieren zouden worden geplaatst, van wie uit de voordrachtstaten zou blijken, dat zij ten opzichte van hunne wetenschappelijke kennis in staat konden worden geacht in den bepaalden tijd aan de eischen van het officiersexamen te voldoen. Men ging met het minder streng stellen der voorwaarden van toelating zelfs zóó ver, dat de onderofficier bij zijne plaatsing op de school niet volledig meer met de verschillende dienstreglemen ten bekend behoefde te zijnmen zou maatregelen treffen, dat hij de volledige kennis daarvan machtig zou worden gedurende zijn verblijf aan deze inrichting. De onderofficiersschool was nu feitelijk een der instellingen van het Indische leger geworden. Hoewel alles wat daarvoor tot dusver was tot stand gebracht, uitdrukkelijk een tijdelijk karakter bleef behouden, stelde de Indische regeering niettemin met milde hand de noodige fondsen beschikbaar om die instelling zoo veel mogelijk aan haar doel te doen beantwoorden. Aan het paviljoen mochten die veranderingen worden aangebracht, welke een noodzakelijk gevolg waren van de groote uitbreiding, die de onderofficiersschool had ondergaan. Er werden geene kosten gespaard om op die school alles in te richten alsof haar permanent bestaan reeds verzekerd was. De Directeur (thans Chef van het wapen) der Genie ontving de opdracht, dat pavilloen zoodanig in te richten, dat het geschikt werd gemaakt voor logies van de élèves en twee luitenants (instructeurs), terwijl er tevens voldoende leer-en eetzalen moesten gevonden worden. Het logies der élèves moest in de bijgebouwen van het pavilloen worden ingericht. De Hoofd-Intendant der Militaire Administratie werd uitgenoodigd, dat logies eenigszins geriefelijk te meubileeren. Nu de onderofficiersschool eene zelfstandige inrichting was gewor-'

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 423