412
den officiersrang op te leiden niet te vaak kon worden aanbevolen.
De Legercommandant putte dan ook uit zóóveel steun en mede
werking van Gouverneur-Generaal en Minister den moed om in de
richting der uitbreiding van de onderofficiersschool eene schrede verder
te doen. In afwachting van eene definitieve uitbreiding werd het
legerbestuur vóór het einde van 1857 gemachtigd, het aantal élèves
tijdelijk op 76 te brengen.
In 1857 werd het reglement voorde onderofficiersschool gewijzigd
en voor een jaar ter beproeving gegeven. Dat reglement bevatte
eerstens eenige algemeene bepalingen betreffende het doel der school
en de formatie van het daartoe behoorende personeel. Daaronder
telde men (behalve de officieren en élèves) 1 adjudant-onderofficier,
4 Europeesche sergeanten en 17 inlandsche fuseliers, die aan de inrich
ting waren toegevoegd om behulpzaam te zijn in het voeren der
administratie en van het beheer der menage, zoomede voor planton-
diensten en het schoonhouden der kamers, bedden, wapens, enz.
der élèves. Behalve de adjudant-onderofficier, logeerde dit personeel
in de kazernes der infanteriekorpsen te Meester-Cornelis, waarbij het
in subsistence was. Later werd dit personeel vermeerderd met 2
Europeesche sergeanten. Het bovenbedoelde reglement bevatte voorts
eenige huishoudelijke bepalingen betreffende het onderwijs, den
inwendigen dienst en de administratie.
In 1858 kreeg de onderofficiersschool, op voorstel van den Hoofd
intendant, eene zelfstandige administratie.
Een en ander maakte, dat deze instelling meer en meer haar tij
delijk karakter verloor.
In laatstgenoemd jaar kwam de onderofficiersschool, krachtens
machtiging der Indische regeering, in het bezit van eene verzameling
boekwerken, kaarten en instrumenten.
Toen de Legercommandant in dat zelfde jaar zijne inspectie over
deze inrichting had gehouden en het hem gebleken was, dat zij
logiesruimte voor meer dan 76 élèves aanbood, deed hij den Gou
verneur-Generaal het voorstel, dat cijfer op 88 te brengen. Hij
deelde daarbij mede, dat deze uitbreiding der formatie door hem
nog niet voldoende werd geacht ter aanvulling van het bestaande
incompleet aan tweede luitenants der Infanterie, zoodat hij den