417
zienswijze over te haleD, dan stelde hij voor om den onderofficieren,
die op de Militaire school voor den officiersrang werden opgeleid,
na hunne plaatsing aldaar, denzelfden rang, dien van élève te geven.
Ook met dit denkbeeld scheen de Legercommandant niet ingenomen
te zijn. Hij wilde liever eenige onderofficieren van het vaste kader
die het meest met de politie waren belast, tot adjudant-onderofficier
bevorderendoch de vrees, dat van de machtiging daartoe een te
ruim gebruik zou worden gemaakt, deed hem van dat plan afzien.
Er werd dus door het legerbestuur in deze belangrijke quaestie
eenvoudig geene beslissing genomen. De klachten over de slechte
handhaving der politie bij de Militaire school hielden echter daardoor
niet op. De majoor Rappard was als directeur afgetreden en zijn
tijdelijke opvolger klaagde reeds in Januari 1862 over de slechte
handhaving der politie. De Legercommandant stemde geheel toe, dat
eene wijziging der formatie van het zoogenaamde vaste kader nood
zakelijk was, doch hij wenschte met het nemen van eene beslissing
te wachten tot de optreding van den opvolger van majoor Rappard.
Die opvolger was de majoor Moorrees, een bekwaam en verstandig
man. Toen ook hij de wenechelijkheid der formatiewijziging van het
vaste kader betoogde, gaf de Legercommandant eindelijk toe en be
paalde het militair departement, dat de formatie voorloopig kon bestaan
uit 3 adjudanten-onderofficier, 5 sergeanten en 1 fourier, met opdracht
aan den directeur om zes maanden later over de resultaten dezer
formatiewijziging te rapporteeren. Dat rapport luidde gunstig, doch
de majoor Moorrees vond dat de formatie behoorde te zijn, 3 adju
danten-onderofficier, 6 sergeanten en 1 fourier, omdat anders de
diensten voor de sergeanten wel wat te zwaar waren. Het leger
bestuur nam op dit voorstel nog geene beslissing, doch droeg den
directeur in September 1863 op, om zijne voorstellen ook over het
overige personeel van het vaste kader uit te strekken, bijaldien de
practijk hem geleerd had, dat ook ten aanzien van dat gedeelte van
het personeel formatiewijziging wenschelijk was.
In voldoening aan die opdracht diende de directeur der Militaire
school ultimo November 1863 zijne voorstellen in betreffende het
vaste kaderdat, volgens hem, behoorde te bestaan uit1 hoofdofficier
directeur, 1 kapitein en 7 luitenants, instructeurs, 3 adjudanten-