HET VOORSCHRIFT OP DEN VELDDIENST EN DE
CAVALERIE.
Alvorens eenige gedeelten uit bovengenoemd voorschrift te bespre
ken, komt het ons niet ondienstig voor te vragen „waarvoor dient een
voorschrift," en „moet men er zich aan houden of niet". Het ant
woord willen we ontleenen aan de Alg. Order No 72 van 1869 van
generaal Kroesen, waarin met nadruk gewezen wordt op den wil
van zijne Excellentie: „Het is mijn ernstig verlangen dat aan eigen
machtige afwijkingen van stonde af aan een einde kome, ik verlang
„stipte onderwerping en gehoorzaamheid aan wetten, reglementen en
„bevelen" en verder: „Mijnerzijds zal ik exemplair treffen hen, die eigen
machtig van de wetten, reglementen en bevelen zullen afwijken enz."
Mij dunkt duidelijker kan het niet.
Hoe nu, vragen we verder, is het dan mogelijk dat in de practijk,
d.i. op het oorlogsterrein, geheel afgeweken wordt van het „Voor
schrift op den Velddienst"?
Het eenige antwoord, dat wij op deze vraag kunnen vinden, is:
„Het Voorschrift op den Velddienst past niet meer in de bestaande
toestanden"; m.a.w. het is onbruikbaar geworden en moet dus zoo
spoedig mogelijk vervangen worden. 1)
1) Gaarne geven wjj den sohrijver toe, dat ons Velddienstvoorschrift „im Groszen
und Ganzen" slecht is, doch in het bovenstaande verliest hij te veel uit het oog wat
de Inleiding omtrent dat voorschrift zegt n. 1.
„Dit voorschrift strekt tot leidraadzoowel bjj het onderricht, als bij de uitvoering
„van die tactisohe handelingen enz." en verder
„Het zal derhalve de noodige aanwijzingen behelzen omtrent de uitvoering van de
„marsohen; de wijze aanduiden, hoedanig de troepen in toestand van rust het doel
matigst hunnen legeren ;'ens."
Een dergelijk voorschrift is niet te rangschikken onder de door Generaal Kroesen
bedoelde wettenreglementen en bevelen
Zeer juist wordt in het nieuwe „Voorschrift voor het houden van oefeningen bij de
infanterie" naar aanleiding der velddienstoefeningen in 31 onder meer gezegd:
elke oefening moet ieder, die er aan deelneemt, zich de werkelijkheid voorstellen