421 Laten wij dit aantoonen door paragraafsgewijze de bepalingen Da te gaan, welke het voorschrift wijdt aan het wapen der cavalerie. Reeds de „Inleiding" geeft het toch reeds zoo stiefmoederlijk be deelde ruiterwapen den doodsteek door te verkondigen: „tegenover „den inlandschen vijand zal de besehermende en waarnemende taak „aan de infanterie worden opgedragen." Daar het ons voorkomt dat bescherming alleen kan yerkregen worden door goede waarneming m.a.w. door eene behoorlijke verkenning, vragen wij ons af met welke snelheid infanterie wel marcheeren zal, wanneer zij moet wachten op de bevinding van hare zijtroepen en patrouilles! Hierbij komt nog 116, waarin wordt aangegeven „bij een oorlog „tegen den inlandschen vijand zal het gebruik van zijtroepen of van doorzoekingspatrouilles zijwaarts van den weg zelden voorkomen, „wegens de onbekendheid met en de moeieljjkheden van het terrein „en het den marsch te veel zou vertragen." Feitelijk staat er dusde infanterie, aangewend tegenover den inland schen vijand, gebruikt geene zijtrcepen of doorzoekingspatrouilles Toch wordt gesproken van een waarnemende, tevens beschermende taak Begrijpe wie het begrijpen kan! Wel geeft als compensatie de „Inleiding" aan: „dat tegenover den inlandschen vijand de cavalerie slechts zelfstandig en voor patrouille- dienst wordt gebezigd" doch 195 beweert botweg daartegen in „Tegenover een inlandschen vijand worden zelden cavalerie-patrouilles gebezigd." Ons dus vasthoudende aan het „Voorschrift" zien we de infanterie marcheeren met voor zich uit hare voorhoede, die het terrein zijwaarts van den weg niet doorzoekt, hoewel 112 als „taak van de voorhoede" aangeeft: „het terrein voorwaarts en binnen zekere grenzen ook zijwaarts van den weg te doorzoeken." „en in verband daarmede de regels toepassen, welke in het voorschrift op den velddienst „zijn aangegeven. „Als eerste regel moet gelden, dat ieder behoort te doen wat het gezond verstand ingeeft „om hetgeen hem wordt opgedragen ten uitvoer te brengen en het zijne bij te dragen „tot bereiking van het beoogde doel; deze regel geldt vooral voor officieren en kader." Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 434