423 afgewisseld door rusten, zal ook als gemiddelde snelheid nooit 100 M. in de minuut kunnen verkregen worden. 41 „de rusten" behandelende zegt o. m. „Is de marsch [voor troepen te paard] niet grooter dan 20 KM., „dan wordt halverwege een rust gehouden van 10 15 minuten; „bij marschen grooter dan 20 KM. wordt deze rust verlengd en „verder na elke 7 KM 10 minuten gerust." Hoe komt men nu juist aan die 7 KM.? Indien men afwisselend 10 minuten stapt en 5 minuten draaft, beginnende en eindigende elke reprise van 55 minuten met stap, dan legt men in dien tijd juist 7 KM. af. Het is evenwel niet aan te nemen, dat men dit abnormale marschtempo als normaal wil aangeven. Zou het heilige getal 7 misschien den samenstellers parten gespeeld hebben? Resumeerende komt het ons wenschelijk voor, „de rusten" en de „snel heid van beweging" geheel te laten afhangen van den toestand, waarin zich de paarden bevinden en bovendien van het doel van den marsch. 49 behandelt de verpleging op marsch. Van het paard wordt daarin gezegd, „dat het nimmer op marsch „zal gaau, alvorens te hebben gedronken." Eenige regels verder vinden we: „In het algemeen moet men trachten den leefregel van het paard „zooveel mogelijk in overeenstemming te houden, met dien in het „garnizoen gevolgd." Het lag nu o i. voor de hand, dat de samen stellers van het „Voorschrift" eerst eens hadden nagegaan hoe of die leefregel in het garnizoen wel was. Daartoe was één blik in het „Reglement voor den inweudigen dienst der Cavalerie" vol doende geweest 56 van dat reglement geeft toch aan „Het drenken van de paarden vóór de morgenoefening is uitdruk- kelijk verboden Waaraan zich nu te houden? Wij stellen ons voor dat de samensteller van het „Reglement op den inwendigen dienst der Cavalerie" beter op de hoogte was van het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 436