426 Om dezen dienst naar behooren te kunnen verrichten moet het peloton afzonderen: Is nu het peloton 32 ruiters sterk (hetgeen evenwel bijna nooit zal voorkomen), dan blijven nog 11 ruiters beschikbaar voor gros en zelfstandige patrouilles. Deze zijn bovendien hard noodig voor versterking van patrouilles en aanvulling zoo noodig; verder moet men soms zelfstandige verken- ningspatrouilles uitzenden 128 sub. 5°) en last not least is aflossing der doorzoekingspatrouilles bij den zwaren dienst, die zij verrichten, volstrekt geen luxe 127]. 116 is reeds in den aanvang van ons opstel besproken en dient geheel gewijzigd te worden in overeenstemming met de thans bestaande in de practijk goed bevonden toepassing. Voor 139 en 140 zie men de reeds aangehaalde opstellen in de jaargangen '95 en '97 van dit tijdschrift. 151. „Bij een oorlog tegen een Europeeschen vijand wordt de „voorposten-dienst meestal opgedragen aan een zelfstandige afdeeling. „Heeft die afdeeling eene sterkte van een Bataljon, dan bestaat zij „uit een gros der voorposten, voorpostendetachementen, veldwachten „en posten, bij de infanterie schildwachten, bij de cavalerie vedetten ge- „naamd. Tegenover den inlandschen vijand is van zulk eene opstelling, „vooral van cavalerie, nooit sprake". Voor zooverre het Voorschrift. Deze bepalingen komen natuurlijk overeen met het Nederlandsche voorschrift en o. i. zeer terecht. Vroeger betoogden wij reeds, dat cavalerie voor het vallen van den nacht steeds binnen het bereik van hare infanterie moest zijn, hierbij den inlandschen vijand op den voorgrond stellende. Tegenover den Europeeschen tegenstander verandert de toestand 1°. Voor de eclaireerende linie 2°. Voor flankpatrouilles 3°. Voor achterspits 4°. Voor verbindingsruiter 12 ruiters 5 n Totaal 21 ruiters.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 439