EEN EN ANDER, IN VERBAND MET DE NIEUWE BEWA PENING DER INFANTERIE. Van theoretische bespiegelingen heb ik nooit gehouden, het onbe reikbare najagen is, mijns inziens, onnut werk; toch zie ik er, aan den anderen kant, niet tegen op strijd te voeren voor beginselen, die voorloopig niet tot een practisch resultaat kunnen leiden, omdat zij te zeer indruischen tegen momenteel heerschende meeningen. Om nu in dit geval de kerk in 't midden te houden, zal ik slechts even aanteekenen, hoe ik het ten zeerste betreur, dat onze Infanterie opnieuw met een zwaar geweer zal bewapend worden, waar een lichte karabijn het aangewezen wapen zijn zou. Maar voor een voldongen feit staande, is, althans de eerste tientallen van jaren, het ontvouwen van de gronden, waarop deze zienswijze berust, nut- telooze moeite. In de ondervolgende regelen zal ik dan ook alleen spreken over ditjes en datjes, die in verband staan met het wapen, dat men bezig is der Infanterie in handen te geven. Nu reeds heeft de 6.5 mM. of het geweer M. 95, zooals de of- ficieele benaming luidt, te velde niet onbelangrijke diensten bewezen. Dat kan de l0 Comp10. van het 3de Bat. getuigen. Tot voor korten tijd was zij de eenige, die er mede bewapend was, eene onderschei ding, waarvoor zij zware offers heeft moeten brengen; daardoor immers heeft zij, meer dan eenige andere troep, haar deel gehad in het lief en leed van het oorlogsleven. Aan bijna alle gevechten, aan bijna alle oorlogshandelingen, waarbij op grooten tegenstand werd gerekend, heeft zij deelgenomen. Dit feit bewijst, omdat aangenomen kan worden dat in 't algemeen alle Europeesche Compien. in gevechts- waarde geljjkstaan, dat het geweer M. 95 groote voordeelen hebben moet boven het Beaumont geweer. Dit bewijs wint in kracht als men weet, dat over 't algemeen de manschappen van bedoelde Compie., door gebrek aan oefeningstjjd, als gevolg van veelvuldige oorlogs-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 461