453 Waar, wanneer en door wie of wien werden de gegevens voor de schootstafel van het nieuwe geweer vastgesteld? Waarom werden deze niet in het voorloopig voorschrift opgenomen? Men heeft toch de vizierindeeling van het indische geweer niet in Nederland bepaald Als dit wel het geval mocht zijn, waarom dan niet de schootstafel van het Nederlandsche geweer in haar geheel overgenomen Waar is gebleken dat: „een gedeelte der geweren (M. 95) nu eens een grooteren dan weer een kleineren opslaghoek heeft, terwijl het zelfs voorkomt dat een opslaghoek overgaat in een neerslaghoek, zoodat een geweer soms tijdelijk aanmerkelijk te hoog of te laag draagt, eene afwijking welke op 300 M. reeds */2 M. kan zijn" (blz. 49, 2(le alinea voorloopig voorschrift.)? Hoe groot is dat „gedeelte der geweren" waarvan hier sprake is, 10°/0 of 50°/o of nog meer? Zou het niet de moeite loonen te zoeken naar de oorzaak van dit grove gebrek, in de hoop die oorzaak te kunnen wegnemen? Is er, onder gunstige omstandigheden, heil te verwachten van vuur op groote en middelbare afstanden op sommige Indische gevechts doelen? Is hiervan te velde reeds iets gebleken? Is het de moeite waard de vraag te overwegen of aan de Infanterie, bij groote doelen (bentengs, kampongranden en dergelijke), een deel der taak van de artillerie kan worden opgedragen, daar het afdoend bezwaar, dat het onmogelijk is om onder 's vijands artie of infie. vuur goed te richten en kalm af te trekken, niet geldt in onze oorlogen Bedoeld wordt het overstelpen van het doel met geweerkogels op een afstand, waarop het vijandelijk vuur nog geen uitwerking heeft of waarop hoogstens van zeer enkele toevalstreffers sprake kan zijn (stel 9001200 M. of hooger); terwijl het overigens in mijne bedoeling ligt de gulden regel, om eene vjjandelijke stelling zoo dicht mogelijk zon der vuren te nadereD, trouw na te komen. Verder zou ik nog willen vragen tot op welke afstandeD, in 't al gemeen, gevuurd zal kunnen worden op bepaalde doelen en welke vuursoort daarbij aanbeveling verdient? Er zijn van die veelvuldig voorkomende doelen als: enkele vijandelijke schutters (dus min of meer gedekt) op afstanden van 400 tot 900 M., enkele vluchtende vijanden (dus in hoofdzaak ongedekt) op kleinere afstanden, stel 200 tot 500 M een min of meer zwaar bezette kampongrand op afstanden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 466