458 krijgt de bedrieger, die in dienst een yoet verstuikt heeft en be handeling weigert, maand in, maand uit volle soldij uitbetaald. Aanmoediging alzoo om bedrog te plegen Ik heb naar aanleiding van een en ander wel eens de vraag ge hoord „maar wat komt het er nu op aan of een enkele inlander met een lichaamsgebrek wordt aangenomen? Dat kost den Staat immers maar f 75, Ea als wij een dokter de vergoeding oplegden, dan nam zoo'n dokter nooit weer iemand voor den dienst aan!" Nu, ik moet het toegeven een enkele inlander is geen groot verlies. Even gaarne zoude ik toegeven, dat een enkel verhoogd kolonels pensioen voor de schatkist een druppel aan den emmer is. Maar meerdere inlanders? Yele inlanders? Maar meerdere Europeanen? Vele Europeanen? Maar meerdere verhoogde pensioenen door slecht gebleken, onbil lijke bepalingen, door bedrog en onwil verkregen Maar honderde dagen in luiheid in de hospitalen gesleten, terwijl gedurende die dagen dienst had mogen worden geëischt Honderde dagen „ziek" doorgebracht, enkel door bedrogen onwil niet door één maar door velen Maar honderde reizen heen en weer naar Atjeh van niet of nog niet weer voor den dienst te velde geschikten Zoude het geldelijk bedrag ook van beteekenis kunnen worden Zoude er ook eenig gewicht kunnen worden gehecht aan het droevige feit, dat de soldaat (en wel hoofdzakelijk van de slechte soort) door al te groote meegaandheid van hooger band langzamerhand in het denkbeeld wordt bevestigd, dat een dokter goed is om te worden bedrogen, dat een dokter, al doorziet hij het bedrog volkomen, toch geen gelijk krijgt? Men haalt dan als vogelverschrikker voor den dag „de werving!" De werving in Nederland staat op het spelDe werving zal worden geschaad, als wij doortastende maatregelen nemen Ik geloof daarvan niet veel. Het rechtvaardigheidsgevoel van „den minderen man" is groot genoeg om hem te doen beseffen, dat een door bedrog versneld en verhoogd pensioen niet het ware is en menigeen, die gezond van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 471