35
waarin in hoofdzaak alles werd aangegeven, wat tot dusverre omtrent
deze aangelegenheid bekend is. Toch bleef het niet hierbij, en de
wetenschap ging, dank zij de studiën van Didion, Hélie, Putz, von
Wuich e. m. a. bestendig vooruit. Deze studiën, op de belangrijk
heid waarvan niets valt af te dingen, hebben echter in hoofdzaak
betrekking op de spreiding der trefpunten van volle projectielen,
terwijl aan de spreiding van de springpunten der granaatkartetsen
betrekkelijk weinig aandacht is geschonken. Naar onze meening
kunnen de wetten, die hierop betrekking hebben, vrij gemakkelijk
worden afgeleid, indien men slechts één theorema uit de waarschijn
lijkheidsrekening te hulp roept, hetwelk voor zoover ons althans
bekend is tot dusverre in de artilleriewetenschap zonder practische
toepassing is gebleven. Het hoofddoel dezer studie is dan ook de
wetten der spreiding van de springpunten der granaatkartetsen geheel
langs theoretischen weg op te sporen. Doch al moge ook dit streven
ons hoofddoel zijn, het is niet het eenige doel. Wij zullen mede
onderzoeken volgens welke wetten de spreidingen der tref- en spring
punten aangroeien bij het toenemen der schootsverheden en hoe de
spreidingen bij het bundelvuur verband houden met die van het enkele
wapen. Yoor een en ander is het evenwel noodzakelijk, dat wij in
eene korte beschouwing treden over de spreiding van trefpunten in
het platte vlak, waarvan wij de voornaamste wetten bij den lezer
als bekend zullen aannemen. Uit den aard der zaak zullen wij hierbij
veel moeten herhalen, wat aan iedereen, die eenige studie van de
waarschijnlijkheidsrekening heeft gemaakt, volkomen bekend is; tot
goed begrip van de zaak moeten wij echter dezen weg volgen.
Het vuren met volle projectielen kan beschouwd worden als eene
meting van de schootsverheid, die bij eene bepaalde lading en elevatie
behoort. Bij ieder schot vindt men eene andere schootsverheid en
volgens het grondbeginsel der theorie is nu de gemiddelde schoots
verheid de meest waarschijnlijke. Doet men derhalve eene serie
schoten en bepaalt men daarvan het gemiddeld trefpunt, dan is
dit de waarschijnlijkste plaats, waar, bij een volgend schot, het
projectiel treffen zal. Maar al is dit ook de waarschijnlijkste plaats,
het projectiel zal in het algemeen niet daarin, maar er vóór of er