484 Daar vestigde zich het uit Groot-Ajeh verdreven Sultansgeslacht. Daarheen weken hoofden en bevolking uit, als zij in hun gebied niet konden blijven zonder zich aan ons te onderwerpen. Daar bevinden zich de voornaamste godsdienstige scholen, welke de oelama'8 leverden, die in Groot-Atjeh den heiligen oorlog predik ten, den kafirhaat wisten gaande te houden en het volk tot deelname aan den strijd wisten op te zweepen als het neiging toonde zich aan ons te onderwerpen. "Van daaruit was het eindelijk, dat de oorlog ook door het zenden van strijders voortdurend werd gevoed. (Gegevens betreffende de Pidiëstreek, ten dienste van de officieren, die aan de expeditie deelnemen.) In zijn in 1892 geschreven „De onderwerping van Atjeh" wees de toenmalige majoor van Heutsz er reeds op, hoe wij na de beëin diging van Pel 's programma, toen hier en daar bewijzen van toena dering door de Atjehers gegeven werden en er te Batavia en Atjeh geruchten liepen, dat onze tegenstanders in Groot-Atjeh, doordat dit geheel van zee was afgesloten, voor het verkrijgen van levensmiddelen, zout en opium van ons afhankelijk waren, als slechts Pedir zijne medewerking verleendeop middelen hadden moeten zinnen om Pedir daartoe te dwingen. Aan een ieder is het verder bekend, hoezeer steeds aan het in het uiterste zuiden der Pedirvaliei gelegen Kemala, het toevluchts oord der Sultanspartij, door opeenvolgende Gouverneurs van Atjeh uiterst veel gewicht werd toegekend, al was dit gelijk in „De on derwerping van Atjeh" duidelijk wordt aangetoond slechts voor een gedeelte juist gezien. Wijst dit alles er op hoezeer Pedir wij bezigen hier het woord Pedir als verkorte uitdrukking voor de gezamenlijke federaties der XII en VI oelèëbalangs steeds eene belangrijke rol gespeeld heeft gedurende de vele jaren, dat wij strijd op Atjeh voeren, de directe oorzaak voor ons tegenwoordig gewelddadig optreden kan daarin niet zoo onmiddellijk gevonden worden. Deze moet, naar het ons voorkomt, verklaard worden uit ons alge meen optreden der laatste 2 jaren te Atjeh, gedurende welke de krachtige hand, die te Buitenzorg de teugels van het bewind voert, toont er van overtuigd te zijn, dat de Atjehers zich nooit anders dan gedwongen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 497