489 staafje in de oprichting van de Federatie XII aanleiding vond om, zonder den Sultan van Atjeh daarin vooraf te kennen, eveneens een bondgenootschap in het leven te roepen, bestaande uit zes oelèëbalangs, aan welk getal de onderverdeeling van Federatie XII in twee groepen van zes zeker wel niet vreemd zal zijn geweest. De toenmalige Toekoe Béntara Keumangan Potjoet Mohamad Tahir heeft aan den Sultan van de vorming der Federatie kennis gegeven, er niet aan denkende daarop goedkeuring of wel een aanstelliugsacte te vragen, aangezien de bondgenooten alleen aan hem ondergeschikt waren en hun gezag alleen aan hem ontleenden. De oelèëbalangs van Federatie VI waren evenzoo onafhankelijk van elkander en oefenden in hun gebied het hoogste gezag uit. Zij verschilden met de oelèëbalangs van Federatie XII door het na volgende: Zij waren niet, zooals deze, directe ondergeschikten van den Sultan; alle oelèëbalangs voortgesproten uit Keumangan en hunne landstreken waren dan ook onderhoorigheden van dit staatje; zij waren verplicht om Keumangan in geval van oorlog bij te staan, dat dan, zooals gebruikelijk was, een geschenk gaf in oorlogsbehoeften, terwijl Keu mangan hulp verleende waar die werd ingeroepen. Keumangan's vorst was overal heer en meester en niet, zooals het hoofd van Fe deratie XII, in de onderhoorige oelèëbalangsehappen gast. Omtrent alle belangrijke zaken was onderling overleg geboden, terwijl meer dan eens bij tegenstreven van een der oelèëbalangs deze door Keu mangan werd getuchtigd. Omtrent den tegen woordigen staat van zaken ten aanzieu der beide federatiën zij verder het volgende vermeld. Een domineerende positie tegenover de andere oelèëbalangs van Federatie XII heeft Pidië niet; het oorspronkelijk karakter van die instelling, een vriendschapsbond tegen Keumangan, is blijven bestaan en van het uitoefenen van zekere suprematie, zooals ten tijde van het Sultanaat, is thans van zelf geen sprake meer. Onze vestiging te Segli en de openstelling van die haven met de daaraan voor Pidië verbonden financiëele voordeelen, hebben dat landschap gemaakt tot een der belangrijkste, zoo niet tot het belang rijkste in de Pidiëstreek.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 502