491
De in 1897 opgetreden minderjarige T. Laksamana Hoesin staat
onder voogdij van T. Mohammad Adan, wiens candidatuur als wd.
oelèëbalang gesteund werd door Keumangan en den Pretendent-Sultan.
Als trouw bondgenoot van Pedië voerde ook Ndjöng herhaaldelijk
oorlog tegen Keumangan.
In Keumangan is de tegenwoordige oelèëbalang T. Béntara Keu
mangan Abdoel Latif eerst na gevoerden strijd en bemiddeling van
Pauglima Polim door Keumala, Sama Indra en Pineung als oelèë
balang erkend.
Hij had sinds zijn optreden strijd te voeren met T. Béntara Pa-
leuëh Mohammad Dzin om het bezit van Gigiëng. Onder den invloed
van ons bestuur te Segli werd de twist in 1897 bijgelegd. T. Bén
tara Keumangan kreeg de op den rechteroever der Gigiëng-rivier
gelegen strandmoekim Gigiëng Meurandéh terug, doch deed afstand
van de op den linkeroever gelegen Peukan Gigiëng, onder voorbehoud
dat Paleuëh hem de helft van den hasil voor het aldaar verhandel
de zou afstaan.
Ook voerde de tegenwoordige T. Béntara Keumangan nog herhaal
delijk strijd met den tot zijn federatie behoorende T. Béntara Sama
Indra, o.a. wegens het doorlaten over diens gebied van lieden van
Tjoembö, en later wegens het maken van zijn opwachting bij den
Pretendent-Sultan, nadat deze in December 1894 door Keumangan
uit Keumala was verdreven.
Zoowel T. Béntara Sama Indra als T. Béntara Keumala zijn in
hun verhouding tot Keumangan, als hoofd van Federatie YI, meer
zelfstandig geworden en hebben zich o. a. ook aanstellingsacten door
den Pretendent-Sultan doen uitreikeu.
De in Augustus 1897 door onze troepen van moslemin gezuiverde
Moekim Peukan Barö Peukan Sot werd in 1886 door de uit zijn
gevangenschap in onze versterking Segli ontsnapte T. Béntara Pi
neung Maharadja als wakapgebied tot het voeren van den heiligen
oorlog aan die moslemin afgestaan. Yan daaruit werd onze verster
king gedurende een tiental jaren nagenoeg onafgebroken bestookt.
Na de excursie van het vorige jaar keerde de oorspronkelijke
uitgeweken bevolking er weder terug en brachten wij de streek
weder onder het bestuur van den tegenwoordigen T. Béntara Pineung,