43
Wij hebben reeds bij bespreking van formule (2) er op gewezen,
dat de kans voor eene afwijking, bij het grooter worden hiervan, zeer
snel afneemt. Vooral wanneer de afwijkingen grooter zijn dan 1,5
S50 nemen hunne waarschijnlijkheden buitengewoon sterk af. De
kans bijv. dat men eene afwijking zal krijgen van 1,5 Sg0 is om
streeks 8 maal kleiner dan die, dat men het gemiddeld trefpunt zal
treffen; afwijkingen van 2, 21 2 en 3 S.ö zijn echter 38, 295 en
3600 maal onwaarschijnlijker. Spoedig worden dan ook de kansen
der afwijkingen zoo klein, dat deze als onmogelijk kunnen worden
beschouwd. Theoretisch zijn alle afwijkingen, hoe groot ook, moge
lijk; maar uit een practisch oogpunt beschouwd uiet. Waar is nu
de grens der spreiding, wanneer is de kans voor eene afwijking zjo
klein, dat men deze als onmogelijk mag beschouwen Het is dui
delijk, dat deze vraag niet zonder eenige willekeur kan worden beslist.
Algemeen is men daarom overeengekomen eene afwijking al3 onmo
gelijk te beschouwen, zoodra hare kans meer dan 38 maal kleiner
is, dan die, dat men het gemiddeld trefpunt treffen zal of wat op
hetzelfde neerkomt: zoodra zij grooter is dan 2 S5Ö. Bij een lang
durig voortgezet vuur kunnen en zullen er natuurlijk grootere afwij
kingen voorkomen; zulke schoten dienen echter als abnormaal te
worden beschouwd en buiten rekening te worden gelaten.
Onder totale spreiding verstaat men nu den afstaud tusschen de
uiterste practisch mogelijke springpuntendeze afstand is bijgevolg
gelijk aan tweemaal de grootste (practisch mogelijke) afwijking
4 S30. In een strook van deze lengte of breedte kan men blijkens
de theorie der fouten 99,30 pCt. treffers verwachten; de kans, dat
men er buiten zal treffen is bijgevolg 0,007. Op 1000 schoten kan
men dus gemiddeld 7 abnormale schoten verwachten.
De totale spreiding is dus geheel iets anders dan de afstand tus
schen de uiterste trefpunten, welke in eene serie zijn verkregen
Gewoonlijk is die afstand belangrijk kleiner; hij kan echter ook
grooter zijn. Maar al te dikwijls, o. a. in 27 van het. „Aanhangsel
van het voorschrift voor de schietoefeningenwordt het hieraange-
duide verschil geheel uit het oog verloren en noemt men totale sprei
ding den afstand tusschen de uiterste waargenomen trefpunten. Dit
geeft herhaaldelijk aanleiding tot zeer onjuiste redeneeringen; het is