44 derhalve noodzakelijk dit verschil altijd goed in het oog te houden. Zoo behandelt, om een enkel voorbeeld van zoodanige oujuiste redeneering te bespreken, de toenmalige Majoor Rink in zijn bekend artikel Het bundelvuur (1) een vraagstuk, dat ten doel heeft de totale spreiding te bepalen bij een vuur met zes geweren, die aan het projectiel alle dezelfde spreiding geven, doch bij gelijke vizierhoogten verschillende schootsverheden hebben. Bij eene vizier hoogte voor 600 M. waren namelijk gemiddelde schootsverheden gevonden van respectievelijk 585, 610, 613, 619, 627 en 628 M., terwijl de 50 pCt. spreiding bij alle geweren gelijk aan 20 M. was. De oplossing, die de schrijver voor dit vraagstuk geeft, luidt als volgt: Het meest te kort gaande schot bij het eerste geweer valt op 2 S50 of 40 M. vóór het gemiddelde trefpunt; dus op 545 M.; evenzoo valt het meest te ver gaande schot op 628 40 668 M. De totale spreiding is bijgevolg 668545 123 M. Het zal weinig toelichting vereischen, dat deze redeneering niet juist is. Het is volkomen waar, dat alle practisch mogelijke trefpunten tusschen 545 en 668 M. zullen liggen, maar daaruit volgt alleen, dat de totale spreiding noodzakelijk kleiner moet zijn dan 123 M. Met behulp van de waarschijulijkheidsfactoren kan men gemakkelijk berekenen hoeveel procenten treffers er bij ieder geweer in bedoelde strook van 123 M. zullen vallen en voert men deze berekening uit, dan vindt men, dat zij in het geheel 99.83 pCt. scholen bevat, of 0,53 pCt. meer dan de totale spreiding. Wanneer een strook 99.83 pCt. schoten bevat, is volgens de waarschijnlijkheidsfactoren hare breedte 4,67 SB0volgden dus de trefpunten de wetten der spreiding, dan zou de totale spreiding gelijkX 123 105 M. zijn. Maar de trefpunten groepeeren zich met volgens de wetten der spreiding, het aantal geweren is daartoe veel te klein. Het vraagstuk is veel ingewikkelder dan het schijnt; het kan alleen bij benadering worden opgelost; de eenvoudigste methode is als volgt: Men kan aannemen, dat de hierbedoelde geweren als het ware een beeld geven van een groot aantal en dat de schootsverheden daarbij op dezelfde wijze uiteenloopen. De meeste geweren zullen (1) Zie Indisch Militair Tijdschrift, jaargang 1890, bladzjjde 226.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 57