60
malen door beide ringen wordt gehaald, de singel bevestigd, waarna
het overschietend einde wordt vastgestoken met een halven slag.
Hoewel omslaehiig, moet deze bevestiging met een zoogenaamde hon-
gaarsche knoop zeer goed voldoen.
Gebruikt men een borstriem, dan dient die zoo te zitten, dat zij
de beweging der voorbeenen niet hindert, doch ook zoo kort, dat het
naar achteren schuiven van het zadel 'belet wordt.
De staartriem gespe men zoodanig vast, dat de wrong de staart-
wortel niet samenknijpt en zoolang, dat een staande hand er onder
gestoken op het kruis geplaatst kan worden. Een te korte staart
riem maakt dat het paard de staart tusschen de beenen knijpt en
soms bokt of slaat.
In het algemeen zijn laatstgenoemde tuigdeeien meeBtal overbo
dig en alleen nuttig bij paarden, waarbij ten gevolge van hun bouw
het zadel naar achteren resp. naar voren schuift. In het laatste geval
acht ik een staartriem nog beter als een vóórsingel met wrongen waar
tegen de voorboom van het zadel komt te liggen en die men een
enkele maal ziet gebruiken. Het is een kans op singeldrukking minder.
Een goedpassend zadel op een dun dekje, niette vast aangesingeld,
ziedaar het beste middel om drukkingen te voorkomen.
2e. Trekpaarden
Wat betreffende het zadel gezegd is gaat in alle opzichten ook
hierbij door. Het haam moet goed passen, d. w. z. vlak tegen de
schouders liggen, zoo nauw als de vorm van het paard dit toelaat,
gesloten zijn en zoo lang gemaakt zijn (bij de hamen N. M. kan dit)
dat de luchtpijp niet bekneld kan raken. De ingevoerde hamen
systeem Martens die ook bij de Nederlandsche, Duitsche, Zwitsersche,
Servische en Turksche artillerie gebruikt worden en wier inrichting
als bekend wordt verondersteld, neemt onder deze tuigdeeien een
eerste plaats in en voldoet volkomen aan de bovengenoemde eischen,
mits goed aangepast en gesteld.
Aan de binnenzijde heeft dit haam overal, waar de schouder eene
verdieping heeft, een verhooging en waar deze uitsteekt eene ver.
dieping Het moet dus goed passen en verhoedt aldus schaving en
drukking en stelt het paard in staat zijn arbeid met de grootst mogelijke
lichtheid en op de gemakkelijkste wijze te verrichten.