61 Wordt, zooals bij de Berg-Artillerie, een borstgareel gebruikt, dan dient dit zoo geplaatst te zijn dat het geen druk op de luchtpijp uitoefent en niet zoo laag, dat de beweging van den opperarm er door verhinderd wordt, dus juist onder de boeg. De halsriem moet zoo kort zijn, dat de borstriem op de goede plaats blijft hangen. Dit is met de tegenwoordige inrichting niet wel mogelijk, daar bovengenoemde halsriem zeer gemakkelijk over den hals van het dier verschuift en het gebleken is, dat daarin voorzien moet worden b. v. door hem met den voorsten kanonriem (noodhulp), beter met een afzonderlijken riem of, zooals het Nederlandsche model borsttuig aan geeft, met 2 zijwaarts van den hals bevestigde stooteu, vast te maken. De vroegere ophoudstooten voldeden op dit punt beter, indien zij slechts solider bevestigd en van beter qualiteit waren. (Herhaaldelijk kwam het voor dat zij braken). De streng kokers moeten zoo laag hangen, dat bij het aantrekken geen druk op het zadel kan uitgeoefend worden. Streng ophouders zoo lang zijn, dat zij alleen ophouden en noch op het haam, noch op den staartriem invloed kunnen uitoefenen. Een trekkend muildier draagt tevens een gedeelte van den last (Druk van de lamoenberrie in de ringen 31 KG.). Het meest voor- deelig trekt het dan, als borstriem en strengen in een rechte lijn komen en de draagriem dus op zoodanige lengte wordt gegespt, dat dit mogelijk is. Wordt vervolgd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 74