81
delijke ondersteuning, de bescherming der om strategische en handels
redenen belangrijkste passen opgedragen.
Als wij nu dergelijke stammen onverwachts de oproervanen zien
opsteken, ligt het yoor de hand dat wij naar de oorzaken vragen.
Men voert daarvoor aan
1. Godsdienstig fanatisme. Het lijdt geen twijfel, dat dit de
hoofddrijfveer vormt. In twee brandpunten van den opstand staan
Mullahs (Mohammedaansche priesters) aan het hoofd der opstande
lingen. De vraag evenwel, of de zege van de halve maan over het
Christen-Griekenland en de onvriendelijke houding van Engeland
tegenover de Hooge-Porte aanleiding hebben gegeven tot godsdienstige
opwinding in deze verwijderde berghoeken, zullen wij onbesproken
laten. Zoowel er voor als er tegen hebben zich gewichtige stemmen
doen hooren. Dat het niet om een goed georganiseerde panislamitische
beweging, dus om een eigenlijke „heiligen krijg", te doen is, kan daar
uit afgeleid worden, dat de Mohammedanen zich in andere streken
van het Indische-Rijk rustig houden, en de Mohammedaansche In-
landsche regimenten volkomen trouw zijn gebleven.
2. Het sedert jaren in het Oosten zorgvuldig verbreide gerucht
dat Engeland niet meer de kracht van vroeger bezit. De uitbetaling
der hier voren genoemde ondersteuningen aan de grensstammen
werd menigmaal als een uitvloeisel van zwakheid aangezien Wellicht
hebben de Engelschen de inlanders aan de eene zjjde met te groote
toegevendheid behandeld, terwijl zij aan de andere zijde niet voldoende
rekening hielden met hun godsdienstige en sociale gebruiken.
8. He roofzuchtige en krijgszuchtige aard der te beschouwen
stammen. Nu en dan, als de gelegenheid zich voordoet, uit hun
schuilhoeken uitvallen te doen met krijgszuchtige bedoelingen, be
hoort tot de landsgebruiken. Intusschen schijnt de tegenwoordige
oproerige beweging een buitengewone kracht te ontwikkelen en van
ongewoon langen duur te zijn.
4. Nawerking van de rampen van het afgeloopen jaar.
5. Ontevredenheid over het Engelsche bestuurssysteemin het bij
zonder over de Eugelsche rechtspleging, waarvan de grondstelling,
„gelijkheid voor de wet van allen", in strijd is met de Indische
opvattingen.