86
bij Peschawar van hier uit hebben de Engelschen, over eenige
dagmarschen, goede wegen naar het noorden en westen aangelegd
1 De overvalliug in het Totschi-dal.
Deze opende de reeks van oproerige bewegingen.
Den 10d6n Juni 1897 werd eene Engelsche afdeeling, bestaande uit 6
Engelsche officieren, 300 Sikhs en lieden uit den Punjab, 12 Sowars (in-
landsche ruiters) en 2 stukken geschut op den inarsch van Datta Khel
naar Sheranni in een maizardorp door ongeveer 1000 man overvallen.
De colonne was in het dorp viiendschappelijk en gastvrij ontvangen, zoo
dat zij gedurende de rust geen veiligheidsmaatregelen had genomen.
Met de colonne marscheerde mede de politieke agent van het betrokken
district, die anders altijd goed vau alles op de hoogte wasaan het
hoofd der colonne stond de overste Bunny, een kundig beproefd officier.
Reeds bij de eerste botsing vielen drie Engelsche officieren, waar
onder de aanvoerder, en werden de drie overigen gewond.
De oorspronkelijk uit elkander geslagen Sepoys gedroegen zich
trouw en dapper en wisten behoedzaam terug te trekken.
Het gelukte hun, niettegenstaande de overmacht der tegenstanders
en de zware geleden verliezen bij hun terugtocht, tijdens welke zij
gedurende vier uren onophoudelijk bestookt werden, de dooce en
gewonde officieren mede te voeren.
Klaarblijkelijk was de overvalling goed voorbereid.
Om de Engelsche wapens hoog te houden was het noodig onmid
dellijk een vergeldingstocht te organiseeren en werd een speciaal
daarvoor aangewezen expeditiounair korps (Tochifield-force) van onge
veer 6000 strijdbare mannen samengesteld.
OpperbevelhebberGeneraal majoor G. C. Bird.
le Brigade: Kolonel C. C. Egerton
bestaande uit:
het 2e Bataljon Argyll en Southerland en verder uit één bataljon,
van het 1® Sikhs -Infantry,
van het le Punjab-Infantry,
van het 38® Bengal-Infantry (mohammedanen),
1 Eskadron van het le Punjab cavalerie regiment,
6 stukken berggeschut,
Een zijtak ook tot aan de Indus in de riohting van Koliat.