SPREIDING VAN SPRING-EN TREFPUNTEN
(Vervolg van blz. 177) Met Plaat V.
Hoofdstuk III.
Spreiding yan springpunten yan granaatkartetsen.
A. Wetten der spreidingafgeleid uit de schietproeven.
De practised mogelijke springpunten zullen zich bij het granaat
kartetsvuur binnen het oppervlak van een lichaam groepeeren, dat
door de gezamenlijke uiterste banen wordt omsloten. Aangezien de
wetten der spreiding in alle mogelijke richtingen dezelfde zijn, moet
ieder vlak, dat door het gemiddeld springpunt wordt gebracht, dit
lichaam volgens eene ellips snijden. Dit lichaam moet bijgevolg eene
ellipsoïde zijn, hetgeen dan ook langs streng wiskundigen weg kan
worden bewezen. Oppervlakkig beschouwd zou men geneigd zijn
tot de veronderstelling, dat de groote as dier ellipsoïde gelegen zou
moeten zijn in het verticale vlak, dat door de gemiddelde baan kan
worden gebracht, doch dit is geenszins het geval. Die as maakt
met de gemiddelde baan zoowel in verticalen als in horizontalen zin
een hoek. Wanneer wij echter aannemen, dat de afwijkingen in de
breedte onafhankelijk zijn van die in lengte of hoogte, hetgeen evenmin
juist is als bij trefpunten, dan zal de groote as in dit vlak liggen en zal
men dus aan weerskanten daarvan geheel denzelfden toestand hebben.
Wij zullen, in navolging van de algemeen aangenomen begrippen,
deze veronderstelling als juist aannemen. Zeer zeker is dit minder
nauwkeurig; de zijdelingsche afwijkingen zijn wel degelijk afhankelijk
van die|in de lengte. De fout echter, die men aldus begaat, is zeer gering;
in elk geval veel te klein om het inroepen van de hulp eener inge
wikkelde theorie noodzakelijk te maken. Wel is waar leidt die theorie
volstrekt niet tot onoverwinnelijke bezwaren, maar hare uitkomsten,
hare formulen zijn dermate gecompliceerd, dat zij voor practische toe
passingen onbruikbaar moeten worden geacht. Wij zullen derhalve ons
deze onnauwkeurigheid getroosten, waartegen te minder bezwaar be
staat, aangezien op dit gebied enkel benaderingstheoriën mogelijk zijn.
Dl. I 1898. 16