7
MILITAIRE KLEED LAG.
(Vervolg van bis. 211 en Slot).
2. Sierlijkheid. Bij alles, wat de mensoh doet, laat hij zich voor
een groot deel leiden door zijn ijdelheid. Dit is op het gebied van
kleeding 'zóó sterk, dat men dikwijls, zoo niet meestal, de eischen
van doelmatigheid er voor over het hoofd ziet. Het is duidelijk, dat
zulks bij het vaststellen eener militaire uniform onder geen voor
wendsel mag plaats hebbende eisch, dat zij te velde zooveel mogelijk
in alle opzichten bruikbaar moet zijn, is hier de allesbeheerschende
factor. Dit neemt niet weg, dat men zonder aan> de doelmatigheid
te schaden, zeer goed aan de eischen van den goeden smaak kan
voldoen, hetgeen een gunstigen invloed op het aanzien van den troep
niet alleen, doch ook op den troep zelf, moet hebben. Yooral kan
men dit doen bij het vaststellen van onderscheidingsteekenen tusschen
de verschillende wapens en diensten, de korpsen onderling, rangen en
graden, ambachten, enz.
Komen de eischen van den goeden smaak in botsing met die van
de doelmatigheid, dan kan men aan beide voldoen, door den man
naast zijn veldtenue een paradetenue te geven, dat men dan zoo
schitterend mogelijk kan maken. Men vervalt dan echter in uitgaven,
die alleen gemotiveerd kunnen zijn, wanneer men met grond ver
wachten kan daardoor de vrijwillige dienstneming te bevorderen.
Bij korpsen toch, die uitsluitend of grootendeels uit vrijwilligers
worden gerecruteerd is een sierlijke uniform een eisch om den lust
tot dienstneming te bevorderen. Om aan dezen eisch te voldoen,
zal men dikwijls een offer moeten brengen aan den volkssmaak, zoo
verschillend van hetgeen de beschaafde wereld onder goeden smaak
verstaat. Het is bv. een erkend feit, dat het 3e regiment huzaren
van het Nederlandsche leger met zjjn roode tressen en uitmonstering
meer vrijwilligers trekt dan het le en 2e regiment met blauwe tressen