DE INDISCHE OORLOGEN door K. y. d. Maaten, Kapitein der Infanterie. In de l6 aflevering van den Militairen Spectator van dit jaar ia een open brief opgenomen van den schrijver van het werk „De Indische Oorlogen", waarin onder meer het volgende voorkomt „Het zal U wellicht niet onbekend zijn, M. de Hoofdredacteur, „dat ook in de Nos. 6 en 7 van het Indisch Militair Tijdschrift „van dit jaar een beoordeeling van mijn bovengenoemd werk „voorkomt, doch een ieder, die van deze recensie, voornamelijk „van het in het Juli-nummer voorkomende gedeelte, heeft kennis „genomen, zal begrijpen, dat ik geen acht kan slaan op de „denkbeelden van iemand, die zich achter een anoniemiteit ver bergende, op dergelijke, van animositeit getuigende, wijze zijn „oordeel uit." De heer van der Maaten neemt dus als vaststaande aan dat een ieder zal begrijpendat hij geen acht kan slaan op de denkbeelden van iemanddie zich achter een anoniemiteit verbergendeop dergelijke van animositeit getuigendewijze zijn oordeel uit. In de eerste plaats achten wij, en misschien menig lezer van den Militairen Spectator en het Indisch Militair Tijdschrift met ons, het nog zoo zeker niet, dat een ieder begrijpen zal, waarom de heer van der Maaten geen acht kan slaan op de denkbeelden, neergelegd in het door een alleszins bevoegd persoon met zaakkennis geschreven oordeel. Wij vragen in de tweede plaats, waarom de heer van der Maaten, nu de recensie van zijn werk of beter gezegd van de daarin neer gelegde denkbeelden niet uitviel, zooals hem dat wellicht aangenaam ware geweest, spreekt van iemand, die zich achter anoniemiteit ver bergende, op van animositeit getuigende wijze zijn oordeel uit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 313