312 Weekblad Insiilindegewijd aan Koloniale zaken. Het nummer van *25 Januari 1898 bevat onder meer een artikel over „De fusie der beide legers." Fonds ter aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden. Van de Commissie van bovengenoemd Fonds ontvingen wij een exem plaar van het Algemeen Verslag der op 28 Juli 1897 gehouden Algemeene Vergadering van het Hoofdbestuur, met beleefd verzoek in ons blad een woord tot opwekking tot het schenken van bijdragen aan dat Fonds te willen plaatsen. Gaarne voldoen wij aan dat verzoek en plaatsen daartoe de volgende regelen, welke ontleend zijn aan een circulaire der Indische commissie van April 1893. „Toen in de eerste jaren dezer eeuw ons onafhankelijk volksbestaan „bedreigd werd en het Nederlandsche leger onder den Prins van Oranje „krachtig en roemvol medewerkte tot afwending van het gevreesde juk, „meenden ook zij, die niet zeiven het zwaard konden grijpen te moeten „bijdragen tot het bewaren der vrijheid en ging van eenige edele mannen „een roepstem uit ter vereeniging in werkzame, liefderijke, vaderlandsche, „deelnemende zorg voor oude Nederlandsche krijgslieden. Het antwoord „op die roepstem, door het gansche volk gegeven, was de oprichting in „1815 van het fonds ter aanmoediging van den gewapenden dienst in de „Nederlanden en het eerste werk van dat fonds was het ondersteunen van „verminkten en nageblevenen van gesneuvelden in den slag bij Waterloo. „Later deed zich de wenschelijkheid gevoelen om den werkkring uit „te breiden en ook hulp en onderstand te verleenen aan verminkten uit „latere—ook Indische oorlogen, zoomede aan veteranen en infirmen, „afkomstig van het Nederlandsche en van het Nederlandsch-Indische leger. „Gedurende den strijd met Belgie werd het fonds rijkelijk gestijfd door „giften ontvangen door jaarlijksche collecten, door schenkingen en legaten „en kon het daardoor aan duizenden hulp in hunnen nood aanbieden. „Ook uit Indië ontbrak het destijds niet aan ruim toevloeiende bijdra- »gen> getuigende van warme belangstelling en deelneming van de inge „zetenen dezer gewesten in het lot van hen, die hun leven waagden, „gezondheid en validiteit opofferden voor de vrijheid en onafhankelijk heid van Nederland en de handhaving van het gezag in zijne koloniën. „Langzamerhand echter namen de giften uit Indië af en hielden na „1866 geheel op. „De behoeften nochtans verminderden niet en het contingent, dat de Indische oorlogen en vooral de strijd met Atjeh, leverden aan het getal „van hen, die hulp ontvingen en hen, die daartoe wegens gebrek aan „fondsen nog niet in aanmerking konden komen, was niet onbelangrijk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 325