SPREIDING VAN SPRING-EN TREFPUNTEN.
(Vervolg van blz. 258 en slot.)
Beschouwen wij thans formule (43), dan zien wij dat de eerste
term (V2 t2 cos2 6) die verreweg van het meeste gewicht is, eene
veranderlijke waarde heeft. De waarde van V cos of de horizontale
snelheid neemt aanhoudend af, die van t (de spreiding in de brand-
tijden der buizen) wordt daarentegen voortdurend grooter. Zijn de
tijdbuizen echter niet van de allerslechtste qualiteit, dan zal de afname
van V cos de aangroeiing van t overtreffen en zal derhalve de eerste
term allengs kleiner worden. Werd de spreiding der springpunten
dus alleen veroorzaakt door variatiën in den brandtijd der buizen,
dan zou zij bestendig afnemen.
De tweede term daarentegen wordt aanhoudend grooter. Wel is
waar neemt de waarde van f? een weinig af, maar hier-
tg x tg
tegenover staat, dat w in veel sterkere mate aangroeit. Op kleine
afstanden is de waarde van dezen term gering, op groote echter kan
hij van veel belang worden.
De derde term is zoowel op verre als op korte afstanden zoo
onbeduidend, dat hij zonder eenig bezwaar verwaarloosd kan worden.
In den beginne, op korte afstanden, als de waarde van den tweeden
term nog zeer klein is, en de eerste feitelijk omtrent alles beslist,
zullen bijgevolg de lengtespreidingen eenigszins afnemen. Lang
zamerhand wordt evenwel de tweede term grooter en krijgt hij meer
invloed. De afname der spreiding zal dan verminderen en eindelijk
geheel ophouden. Van af dat oogenblik neemt de spreiding weer
toe, schoon langzaam,' aangezien de eerste term blijft afnemen.
Wij komen dus tot de volgende conclusie
Bij het granaatkartetsvuur nemen de lengtespreidingen bij het
grooter worden der springafstanden eerst een weinig af, om later
Dl. I, 1898. 21