332
wij hem zeer verschillend. Yelen noemen hem een bruikbaar soldaat
in 't garnizoen, erkennen dat hij te velde zeer handig en met weinig
tevreden is, doch oordeelen hem onbetrouwbaar in 't vuur of, erger
nog, zien in hem van huis uit een bloodaard. Anderen, waarschijn
lijk de meerderheid, zeggen van hem, dat hij zich misschien in zijne
jonge jaren minder goed voor den vijand moge gehouden hebten,
maar dat het hem op rijper leeftijd noch aan moed, noch aan door
tastendheid heeft ontbroken. Enkelen en daaronder vele mannen van
gezag, prijzen onzen Kromo als een onder alle omstandigheden deug-
deljjk soldaat en stellen hem naast of zelfs boven, zijne europee-
sche makkers.
Van groot belang acht ik het, die zóo uiteenloopende oordeelvel
lingen te constateeren. Want, waar bijna twee derde van ons leger
bestaat uit Kromo's en waar bovendien in tijden van gevaar de nood
ons niet alleen dwingen zal om dat leger hoofdzakelijk met inlanders
uit te breiden maar misschien zelfs, om uitsluitend daarmede de gele
den verliezen aan te vullen, daar kan het niet dan allerhoogste nood
zakelijkheid genoemd worden om onze aanraking met dat hoofdbe
standdeel van ons leger zoo intiem mogelijk te doen zijn, daar is het
dure plicht om te zorgen dat onze kennis van karakter, aanleg, deug
den en gebreken van het inlandsch element zoo uitgebreid, zoo in
tensief mogelijk zij. Hoe rijmt zich hiermede onze zóo verschillen
de appreciatie?
Als men verder nagaat, dat sedert bijna een eeuw een afzonderlijk
Indisch leger bestaat; dat al dien tijd het inlandsch element daarvan
een voornaam deel uitmaakte; dat gestadige uitbreiding van dat le
ger noodzakeljjk is gebleken in verband met den drang der omstan
digheden, welke noopte tot gestadige machtsuitbreidingdat die drang
steeds grooter worden en aan het leger dan ook steeds hoogere eischen
stellen zal; dat de uitbreiding van het Europeesche element binnen
korter of langer tijd hare uiterste grens zal bereikt hebben, doordat
de aanvulling van de verliezen, zelfs in gewone tijden, niet meer
verzekerd zal zijn, dan moet men wel tot de conclusie komen: Het
leger zal in hiofdzaak zijne kracht moeten zoeken hij het inland-
sche element.
Of dat mogelijk zijn zal, is eene andere vraagmaar het antwoord