EEN EN ANDER OVER DE OPLEIDING EN TEKDLRE VORMING VAN ONDEROFFICIEREN EN KOR PORAALS BIJ DE INFANTERIE. Waar door troepenofficieren geklaagd wordt over de mindere geschiktheid van ons kader, wordt dit bijna altijd in de eerste plaats geweten aan de kaderscholen. Bij de compagnies-commandanten vooral is deze klacht algemeen, en getuigt soms van zóódanige bitterheid, dat ik destijds een hunner eens hoorde beweren, dat hij geruimen tijd noodig had, om bij nieuw van de kaderschool afkomstig kader er alle ddar geleerde onzin uit te halen. Een ander, minder onbesuisd en hard in zijn oordeel, vond, dat er te veel aan „Drill" te weinig aan „Erziehung" gedaan werd, terwijl een derde verzuchtingen slaakte over de opleiding van admi nistratief kader bij de kaderscholen, die naar zijn gevoelen niet spoedig genoeg kon worden afgeschaft. En wat ik als compagnies-commandant zelf ondervond, zou, indien ik vroeger door nadere kennismaking ten deze geene andere meening koesterde, ook wellicht voldoende zijn geweest, om mij van mijne ingenomenheid met de kaderscholen te genezen. Zoo had ik n.l. eens bij gelegenheid eener gevechtsoefening de opdracht, om met mijne compagnie eene verdedigende stelling in te nemen. Terwijl ik na het geven der dispositie mij meer in het bijzonder met de opstelling der gevechtslinie bemoeide, werd door den luitenant, die de reserve commandeerde, een pas aangesteld, van de kadersohool afkomstig, europeesch sergeant aangewezen tot com mandant van een der door mij bevolen gevechtspatrouilles, niette genstaande daarvoor nog de sergeant-majoor en een oud en ervaren europeesch onderofficier beschikbaar waren. Het onhandig optreden van den jeugdigen sergeant was oorzaak, dat ik al spoedig tot de hoogst onaangename ontdekking kwam, dat mjjne stelling was omge trokken en moest worden prijsgegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 368