377 tijd topographische kaarten in gereedheid te hebben, zoodat zij zich nimmer gekrenkt behoeven te gevoelen wanneer het particulier ini tiatief in Nederland zich verplicht acht om datgene te verschaffen, waaraan dringend behoefte bestaat (blz. 62)dat zij dan nimmer tijd noch geld behoeven te ontzien en werk kunnen leveren, dat aan de hoogste eischen voldoet, opdat, wanneer zij er voor hun persoon van doordrongen zijn, zooveel als in hun vermogen was voor de be langen van leger en maatschappij gepraesteerd te hebben, eene partij dige en onrechtvaardige critiek hen moge sparen. L. W. J. K. Thomson. 's GravenhaGE, 7 Februari 1898. Naschrift van de redactie. Na het plaatsen in de le aflevering der recensie door een Indisch cartograaf achten wij ons verplicht billijkheidshalve ook de protest woorden van de heeren Thomson en le Bog in de kolommen van ons tijdschrift op te nemen. Hiermede vermeenen wij intusschen alles gedaan te hebben, wat van ons geëischt kan worden. Op het verzoek van den heer Thom son, aan de redactie gericht, kunnen wij als nieuw opgetreden redac teur (eerst de 2de aflevering was van onze hand) om redenen, die hier niet nader ontvouwd kunnen worden, niet ingaan. Onherroepelijk is hiermede in ons tjjdschrift het laatste woord over Thomson's kaart gezegd. Met den redacteur van den Militairen Gids hopen wij, dat de heer Thomson zich door de minder gunstige beoordeeling van onzen medewerker niet uit het veld moge laten slaan en nog menigmaal cartographischen arbeid zal verrichten. Hij doe dan zijn voordeel met hetgeen er behartigenswaardig is in het artikel van een tot oordeelen bevoegd Indisch cartograaf. Redacteur.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 390