Weltevreden, den lsten April 1898.
Geachte Heer Redacteur
ln de eerste aflevering van het Indisch Militair Tijdschrift,
jaargang 1898, troffen wij een opstel aan van den Kapitein-Intendant
B. W. C. G. Vries, getiteld: Militaire Broodbakkerijen".
In dit opstel wordt de noodzakelijkheid betoogd van de oprichting
van veldbakkerijen voor het Indische Leger en worden tevens eenige
bedenkingen gemaakt tegen ons, in de negende aflevering van den
Militairen Spectator, jaargang 1897, gepubliceerd artikel van gelijke
strekking, over de broodverpleging van het Nederlandsch-Indische
Leger en wat daarmede verband houdt.
Door eenige bladzijden in uw tijdschrift te willen beschikbaar
stellen, teneinde ons gelegenheid te geven, zoowel om den geachten
schrijver van eerstgenoemde verhandeling onze erkentelijkheid te be
tuigen voor zijne medewerking, ter bereiking van een doel dat ons
beiden voorkomt van het hoogste belang voor het Leger te zijn, als
om de gemaakte bedenkingen nader te bespreken, zult u ons,
Mijnheer de Redacteur, ten zeerste verplichten.
Deze bedenkingen [bladzijden 29 en volgende], naar volgorde be
handelendehet door den Heer Vries aangegeven verschil in
beteekenis van de woorden: Bbroodverplegingen „broodvoorziening"
met stilzwijgen voorbijgaande, omdat deze quaestie ons van onder
geschikt belang voorkomt wordt in de eerste plaats het bestaan
van „gewijzigde omstandighedenwaardoor „het vraagstuk der brood
verpleging eene andere phase is ingetredenin twijfel getrokken....
Vooropgesteld moge worden dat het vraagstuk der broodverpleging
voor het Leger in zich sluitopgaat als het ware in de
quaestie of de broodbereiding al dan niet in eigen beheer behoort
plaats te vinden.