SPREIDING VAN TREF-EN SPRINGPUNTEN. Hoofdstuk I. Spreiding van trefpunten in het platte vlak. Hoewel verscheidene wiskundigen der vorige eeuw, als Euler, Bernouli Laplace, e.a. beproefd hadden eene bruikbare theorie der fouten te ontwerpen, zoo bleven hunne pogingen zonder gevolg, en mocht het eerst in 1806 aan Gauss gelukken dit vraagstuk tot eene bevredigende oplossing te brengen. Hij ging daarbij uit van de hypothese, dat wanneer eene grootheid herhaalde malen wordt gemeten, de gemiddelde uitkomst de meest waarschijnlijke waarde dier groot heid is. Deze hypothese of dit axioma, als men het zoo noemen wil, wordt als het ware door het gezond verstand ingegeven, en menigeen, die zelfs met het bestaan der theorie onbekend is, heeft er veelvuldig gebruik van gemaakt. Toch staat dit axioma, wat wiskundige gestreng heid betreft ver ten achter bij de andere der wiskunde; het kan zelfs gemakkelijk worden bewezen, dat het slechts bij benadering juist kan zijn. Dit geldt uit den aard der zaak ook ten opzichte van de theorie, die er op berust, maar welke bedenkingen men er ook tegen heeft kunnen inbrengen, toch heeft zij zich altijd glansrijk gehandhaafd. Hare uitkomsten worden door de ervaring bevestigd, en hare con- sequentiëD, hoe nauwgezet ook bestudeerd, zijn altijd in overeenstem ming bevonden met .de feiten. Het duurde dan ook niet lang of zij werd algemeen aangenomen en aan tal van wetenschappen dienst baar gemaakt. Weldra trachtte men haar ook op de ballistiek toe te passen en haar te benutten tot het uitvoeren van trefkansbereke ningen. In 1828 werd door het „Comité de 1' Artillerie'" in Frankrijk over dit onderwerp een prijsvraag uitgeschreven, die. hoewel geen der ingekomen beantwoordingen bekroond konde worden, toch dit resultaat had, dat Poisson eenigen tijd later eene verhandeling schreef

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 47