„de braven die met hem, voor de eer onzes lands in Atjeh, het „leven lieten. „De afloop der 2de Atjeh-expeditie werd afgewacht. En daar „intusschen het denkbeeld was op den voorgrond getreden om „aan het huldeblijk een meer algemeen karakter te geven, omdat „ook bij die expeditie door Land- en Zeemacht, van eiken land aard, bloedige offers waren gebracht, offers van plicht, van „moed en trouw in den dienstdaarom werden zoowel in Neder- „land als in de koloniën sub-commissiën gevormd tot inzameling „van gelden ter oprichting van een schoon en duurzaam ge- „denkteeken ook hunner nagedachtenis gewijd. „Nederland zoowel als Indië gaven ruimschoots blijken van „de waardeering van edel plichtbesef en soldatendeugddoor drongen bovendien van het plichtsgevoel, dat het „tijdgenoo- ,„ten" voegt dankbare hulde te bewijzen aan Leger en Yloot, „aan mannen die hunne liefde voor Koning en Nederland met „den dood hebben bezegeld. „De hoofdstad van Nederlandsch-Indië werd aangewezen als „plaats van oprichting van het gedenkteeken, waarvoor een „geschikt emplacement op het terrein van de Citadel Prins „Frederik gevonden werd. „Het was de wensch, dat het monument uitdrukking zou ge- „ven aan de gevoelens eener dankbare natie en daardoor tevens „toekomstige strijders voor de eer en grootheid van Nederland en „van deze gewesten zou opwekken om den door hunne voorgangers „verworven roem te handhaven en zoo mogelijk te vergrooten. „Dat denkbeeld te verwezenlijken werd aan den bekenden archi tect Cuypers en den beeldhouwer Bart van Hove opgedragen. „Zijne Majesteit Koning Willem III bleef steeds de meeste „belangstelling in de zaak toonen o. a. door het opnieuw ver teenen van eene Vorstelijke gift, waarmede de ontoereikend „gebleken fondsen werden aangevuld. „Het was Zijne Majesteit echter niet gegeven Zijn geliefd „denkbeeld verwezenlijkt te zien. „Omstandigheden van verschillenden aard, waarvan de uiteen-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 105