88
„zetting mij te ver zou voeren, hebben tot dusver de oprich
ting van dit monument weerhouden. Thans echter bij de
„aanvaarding der regeering door onze geliefde Koningin Wil-
„helmina, eenige telg van het ons zoo dierbaar Oranjegeslacht,
„mag die oprichting niet langer worden uitgesteld. Dit monu-
„ment spreekt van dankbare hulde van Haren Doorluchtigen
„Vader en van Haar Volk aan de dappere gevallenen van Leger
„en Vloot. Zonder twijfel zal het allen opwekken steeds bereid
„te zijn om waar noodig goed en bloed veil te hebben voor
„Vorst en Vaderland.
„Zoo is dan met instemming en goedkeuring van Uwe Ex
cellentie besloten geworden tot de oprichting over te gaan.
„Uwe Excellentie heeft den wensch te kennen gegeven die
„onthulling persoonlijk te bewerkstelligen.
„Het oogenblik daartoe is thans gekomen. Het zij mij ver
oorloofd Uwe Excellentie namens de Commissie eerbiedig uit
„te noodigen daartoe te willen overgaan."
Op deze woorden geeft Z. E. de Gouverneur Generaal het
sein tot de onthulling; een hoornsignaal weerklinkt. De daar
voor aangewezen militairen en matrozen vieren langzaam de
touwen; het grijze omhulsel zakt, en gelijktijdig wordt ons oor
getroffen door het „Wilhelmus van Nassouwe." Het is een
door eenige stafmuzikanten begeleid koor van een zeventigtal
dames en heeren, waarvan de eersten grootendeels in het smet-
telooze wit, met de geliefde oranjekleur versierd, gekleed zijn,
hetwelk ons deze verrassing bereidt.
De laatste tonen van het bij ons zoo vele herinneringen wakker
roepende lied sterven uit; de heer Kroesen herneemt het woord:
„Zoo staat het dan daar in de schoonheid van zijn vormen
„en lijnen, als een werk zijn maker waardig, maar meer nog
„als een symbool van plichtsbetrachting, als een bewijs van
„waardeering, van dankbare herinnering aan de mannen, die in
„Atjeh in dienst van Vaderland en Vorst hun leven lieten, als
„een blijvende hulde.
„Wij allen die hier tegenwoordig zijn brengen hun die hulde
