Het vijf en zeventigjarig bestaan" herdacht zijn, in de herinnering onzer lezers terugroepen. Het was op eene conferentie, gehouden tijdens de uitrusting der eerste Boni-expeditie, dat de Opperlandvoogd den Luitenant- Generaal yan Swieten, Commandant van het Indische leger, het Opperbevelhebberschap over die expeditie aanbood. Toen, in de volle kracht van zijn leven, na van af zijn veertiende jaar den soldatenrok gedragen te hebben en dien gaandeweg versierd te zien met de nestels van buitengewoon Adjudant des Konings, de Militaire Willemsorde 3de klasse, den Nederlandschen Leeuw, de achtkantige Java-medaille en het Metalen Kruis, luidde zijn antwoord: „Mag een leger-commandant roem gaan behalen „aan het hoofd van 3 of 4 bataljons, terwijl hij „over verdienstelijke bevelhebbers beschikken kan V' Het geluk was niet aan de zijde onzer troepen. Na de stranden van Boni verlaten te hebben, bleef in het versch opgeworpen fort te Badjoa een bezetting achter, die door ziekten geteisterd, ter nauwernood in staat was de sterkte te verdedigen en te vergeefs naar onderhandelingen met de vorsten en de bevolking had gestreefd. Een nieuwe expeditie werd noodig en het was nu dat de Onder- Koning van Indië de hiervolgende brief liet opstellen, welke zoo drukken Winckel en Hooyer het uit als een eere diploma kon gelden voor den man, aan wien hij gericht was. Aan Zijne Excellentie den Luitenant- Ge neraal J. van Swieten, Adjudant des Konings in B. D., Kommandant van het leger in Nederlandsch-Indië. Batavia, 6 September 1859. De trage voortgang, welke in den loop der geschillen met Boni bespeurd wordt, maakt eene voor onze eer en zedelijk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 110