I
I
I
97
menage maakten wij ons geen oogenblik ongerust, waar de
soldaat genoeg aan moest hebben, zouden wij officieren het ook
wel mede kunnen stellen.
Ik zie het nog in mijne verbeelding voor mij, het schoone 10de Ba
taljon, zoo als het op den 26sten Juli naar den „Kleinen Boom" mar
cheerde aan het hoofd de kranige sergeant-tamboer Belle
het muziekkorps toen even gaarne gehoord, als de in die dagen
minder goede stafmuziek; onze Majoor op zijn schimmel; de
model lste (Europeesche) Compagnie; het ontplooide vaandel; de
7de Compagnie Afrikanen, meest alle reuzen en behoudens enkele
uitzonderingen alle versierd met de bronzen of zilveren medaille
voor trouwen dienst en velen met de medaille voor moed en
trouw, mannen, die ter Westkust van Sumatra, in Palembang,
Bali en Borneo gestreden hadden.
Bij den „Kleinen Boom" aangekomen werd de 4de Compagnie
met laadprauwen naar de reede vervoerd en daar ingescheept
op de koopvaardij korvet de „Ferdinandina Emma." Na 16 of 17
dagen wierpen wij het anker uit op de reede van Pandetti
tegenover Timor Koepang. Onze gezagvoerder, kapitein Tak,
had een doorsteek naar de Zuid gemaakt, terwijl de andere
schepen om de Noord voeren. Onze compagnie zette het eerst
voet aan wal, alwaar wij hoe aangenaam men ons de zeereis
ook gemaakt had met vreugde het ons wachtende bamboezen
kampement betrokken.
Nadat de geheele expeditionnaire macht gedebarkeerd was,
werd order, gegeven den volgenden dag op te rukken.
Daar wij in het binnenland tijdens den Oostmoesson absoluut
geen water zouden aantreffen, moest dit in tonnetjes door
dwangarbeiders worden meegevoerd, en aangezien verder de
ambulance ruim van dragers werd voorzien, hetgeen spoedig
bleek geen noodelooze voorzorg te zijn geweest, waren er voor
het dragen der vivres geen transportmiddelen genoeg.
Ieder man kreeg nu twee rations vivres zelf te dragen; dit
kon er nog wel bij ofschoon de bepakking, althans voor de
inlanders, niet licht was; modelgepakte ransel met gevouwen
111
II!