1 1 EEN BEELD UIT DEN OORLOG. Het is in den morgen van den 5en Juni 1898. Zegevierend trok ken de Nederlandsch-Indische troepen gedurende vier dagen door de vlakte van Pedir. Garoet, 't geduchte bolwerk van Oemar, was genomen, Padang Tidji, de residentie van Panglima Polim, lag heden aan de beurt. Gisteren middag hadden de troepen zich gelegerd aan den voet der heuvels bij Grong-grongenkele sectiën, op de nabijgelegen toppen geplaatst, hadden over onze veiligheid gewaakt. Dit was een gevaarvolle opdracht geweest, want op nog verder, meer naar het Westen, gelegen heuvel toppen had de vijand post gevat en nog vóór het ondergaan der zon had hij door zijn vuur eenige marechaussee's getroffen. Goed uitkijken was dus gedurende den geheelen nacht het consigne. Tegen 3 uur bespeurt een der schildwachten onraad! Vrij dichtbij hoort hij geschuifel, gekraak van takken; het is alsof men heel voorzichtig het gras voor zich wegsnijdt om een droge plek of beter uitzicht te krijgen. Het geluid nadert langzaam maar regelmatig. Tusschenbeide een zacht gebrom. Zou men elkaar daardoor willen waarschuwen? Hoor, weer scheert men het gras weg; beweegt zich daar niet iets? Zeker, daar kruipt iemand langs een grooten donkeren steen! Die steen was er straks toch niet! Weer dat uittrekken van gras Het lijdt geen twijfel, men is bezig den schildwacht te be kruipen Pangklinkt het door de nachtelijke stilte pang, pang, pang! rechts en links: de Amboineesche schild wachten nemen het vuur van hun kameraad over; twee mi nuten lang geweldig snelvuur, dan weer alles stil; de vijand zal nu wel wat minder stoutmoedig zijn en werkelijk de nacht gaat verder rustig voorbij. Het is in den morgen van den 5en Juni 1898. Om 7 uur is de marsch naar Padang Tidji aangevangen. De eerste heuvels

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 118