12 Ik heb, hoe bekend dit ook algemeen reeds moge zijn, er nogmaals op willen wijzen, dat het Nederlandsche-Indische leger een zeer ruime plaats in het hart van de Vorstelijke Moeder inneemt en dat het geen twijfel mag lijden of de jonge Ko ningin zal in niet mindere mate Hare genegenheid aan onze Krijgsmacht blijven schenken. Te zorgen, dat die genegenheid nimmer verflauwt, integendeel voortdurend wordt aangewakkerd, ziedaar een plicht, die de Koloniale armee voorzeker met de meeste toewijding zal ver vullen. WlLLEMSTIJN.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 24