EEN BLOEMLEZING UIT DE DAGORDERS YAN HET
NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER.
Onder de vele chrestomathieën van bekende en onbekende
schrijvers die nu en dan de wereld worden ingezonden worden er
ontegenzeggelijk verscheidene aangetroffen, waaronder men, zelfs
met den besten wil bezield, geen literarisch bloempjeoverdrach
telijk gesproken kan aantreffen. Zou ik, dat voor oogen houden
de, dan ook de dagorders van ons Nederlansch-Indisch Leger niet
aan een bloemlezing mogen onderwerpen?
De dagorders! hoor ik U verwonderd uitroepen. Wat wilt
gij zoeken in die lange lijsten van fuseliers, kanonniers, stukrij
ders enz. met de achter hun namen voorkomende opsomming
van misdaden en straftenwat onder die nog veel langere lijsten
van Nederlandsche en Nederlandsch-Indische militairen, welke ten
gevolge van de wijze waarop zij uit den dienst zijn geraakt niet
meer voor den krijgsdienst te water of te land mogen worden aan
genomen, of van die personen aan wie voor een bepaalden tijd het
recht is ontzegd om bij de gewapende macht of als militair geëm
ployeerde te dienen en van die, welke gedeserteerd zijn of als de
serteur worden afgevoerdwat in die verslagen van het Weduwen-
en Weezenfonds der Officieren enz, enz.!
Zoudt ge wellicht er toe willen overgaan om die lange nomina-
tieve opgaven te publiceeren van officieren, onderofficieren en min
deren, die bij de krijgsverrichtingen gesneuveld en gewond dan wel
aan bekomen wonden overleden zijn? Ongetwijfeld leveren zij een
schitterend bewijs hoe ons leger steeds bloed en leven veil heeft ge
had voor de eervolle taak, die Vorst en Vaderland op zijn schouders
legde. Een dergelijke opgave zou dan ook voorzeker een stille, eer
biedige hulde genoemd kunnen worden aan de jeugdige Vorstin,
die in deze feestdagen gedurende de indrukwekkende plechtig-