25 Naar aanleiding van 's Konings Kabinets-rescript van 19 Sep tember 1865 N°. 56 werd bij dagorder No. 20 van 1865 aan het leger medegedeeld „dat Zijne Majesteit met welgevallen heeft „kennis genomen van het uitstekend gedrag van de te Willem I „en Banjoe-Biroe in garnizoen geweest zijnde officieren, onder- „offfcieren en manschappen bij gelegenheid van de aldaar plaats „gehad hebbende aardbevingen." De dagorder N°. 15 van 1871 doet mededeeling hoe „het Zijner „Majesteit den Koning behaagd heeft, bij besluit van 5 Junij 1871 „N°. 18, Hoogstdeszelfs bijzondere tevredenheid te betuigen aan „den kapitein der infanterie van het leger in Nederlandsch-Indië „H. van Heijningen kommandant, en aan de overige officieren, „onderofficieren en verdere manschappen, uitgemaakt hebbende „het detachement suppletietroepen, met bestemming naar Neder- „landsch-Indië ingescheept geweest aan boord van het verbrande „stoomschip Willem IIIover de uitmuntende houding, het „voorbeeldig gedrag, de kalmte en vastberadenheid, door hen „tijdens de ramp, aan gemeld stoomschip overkomen, en gedu rende hun verblijf te Portsmouth aan den dag gelegd." Een zeer treffend bewijs hoezeer Koning Willem III de krijgsverrichtingen van het Indische leger volgde, wordt gevonden in de bij dagorder No. 21 van 1872 ter kennisse van het leger gebrachte benoeming tot ridder 4de klasse van de Militaire Willemsorde van den kapitein der infanterie R. W. D. Koops en van den 2tlen luitenant van dat wapen J. B. Ponsti.jn, als belooning voor hun uitstekend gedrag bij de krijgsverrichtingen in het rijk Deli. In het schrijven van den Minister van Koloniën, waarbij het betrekkelijke Koninklijke besluit ter kennisse van den Gouverneur- Generaal werd gebracht, werd verder zoo lezen wij in de dagorder No. 21 van 1872 het volgende medegedeeld: „Hoewel deze benoeming zich niet grondt op eene voor- „dragt van het Indisch bestuur, heeft het bij uitnemendheid „prijzenswaardig gedrag der beide officieren, waarmede ik den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 39