DETTMEIJER'S WOORD.
Verkondigt straks de Wapenkoning luid
Dat Hare Majesteit gehuldigd is
En roept-i daarna drie keer achtereen:
„Leve de Koningin!"
Dan zal die kreet, door duizenden herhaald,
Het oud Wilhelmus, dat van 't orgel ruischt,
En 't regelmatig dreunen van 't geschut
Verdooven; als geluidguirlande naast
Den weg der Jonge Heerscheres zich hangen
En sterken Haren moed.
Wiens stem zal in dat koor vertolken wat
Het Neerlandsch-Indisch Leger voelt?
Bij Pagasangan is 'n fuselier
Gewond; z'n krachten nemen af. Hij voelt
Hoe 't spoedig uit zal zijn.en denkt aan hen,
Die hij heeft liefgehadhoe zielsbedroefd
Ze wezen zullenHij ziet jaren, heel
Z'n leven in secondenach, het kwelt
Hem meer dan 't branden van z'n wond. Hij wil
Geen pijn: hij is soldaat
Hij wil tevreden weggaan.
Hij dwingt z'n afgematte leden, dwingt
Z'n zinnen, richt zich op en roept:
„Leve de Koningin
Dan sterft-i.
Dat woord is als 'n eed, van één voor allen.
De nagalm van dien eed is waard gehoord