Bahwa njang diperhamba Pan- i geran Arija Pakoe NataNingrat Boepati di afdeeling Soemenep Residentie Madoera njang di angkat dengan besluit Kang- djeng Gouvernement tangal 18 October 1883 N°. 5 dan Ko lonel titulier njang di angkat ji dengan besluit Kangdjeng Gou- ij vernement tangal 7 Juli 1891 N°. 29 njang mendapat mema- ké bintang Ridder militaire Willemsorde 4e klas ia itoe I dengan besluit Srie Baginda Maharaclja tertiti tangal 24 Maart 1877 N°. 5 gandjaran da- ri melakoekan setiawan hati di peperangan Atjeh mendapet- kan moekiem IY, VI, IX dan XXYI dan poela mendapat certificaat tangal 10 Septem ber 1890 lamanja memegang barisan Soemenep XXXY. Maka iapoen njang diper hamba tiada boleh tiada misti mendjoendjoengken slarnet ka- ba wah tjerpoe doeli Srie Ba ginda Maharadja Indie Neder land njang akan di djoendjoeng daradjat menarima tachta ka- radjahan di Indie Nederland ia itoe Ratoe Wilhelmina pada hari 6 September 1898; sjaha- dan di hiring pada perhamba boewat poedji dengan segala Bij besluit van 18 October 1883 N°. 5 ben ik, Pangeran Arija Pakoe Nata Ningrat, tot Boepati benoemd in de afdee ling Soemenap, Residentie Ma doera. Bij besluit van 7 Juli 1891 N°. 29 werd ik benoemd tot kolonel titulair. Bij Ko ninklijk besluit van 24 Maart 1877 N°. 5 werd ik begiftigd met de Militaire Willemsorde 4e klasse, als belooning voor bewezen trouw in den Atjeh- Oorlog bij het overmeesteren der IV, YI, IX en XXVI Moe- kims; verder verkreeg ik den 10en September 1890 het certi ficaat van 35 jarigen dienst bij de Barisan van Soemenap. En thans voel ik mij ge drongen mijn heilwenschen aan te bieden aan de voeten Harer Majesteit de keizerin van Ne- derlandsch-Indië, die weldra den koninklijken troon van Nederlandsch-Indië zal ontvan gen, namelijk Koningin Wil helmina, op den 6en September 1898. En hierbij voeg ik de eer biedige bede aan den Heer aller Schepselen, dat Hij Haar moge schenken steeds vermeerde rend geluk, en heil bij het aan vaarden der regeering en der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 56