76 Eenige gedenckweerdige GESCHIEDENISSEN tot narichtinge der nakomelingen sommarischer wijze beschreven deur JR. FREDRICH VAN VERVOU, dewelcke hij eensdeels gesienom ende over geweestanderdeels deur loffweerdige mannen gehoort ende verstaan lieeft; dit alles na den ouden stijl. Als bedrijvig deelnemer in den bevrijdingsoorlog uit de Spaan - sche heerschappij, als Hofmeester en vertrouweling van den be kenden Frieschen Stadhouder, G-raaf Willem Lodewijk van Nassau, welke hij op verscheidene veldtochten van het Statenleger vergezelde en waarbij hij tevens in de gelegenheid was nauwkeurig op de hoogte te komen der Staatkundige gebeur tenissen, en eindelijk als krijgsbevelhebber binnen Embden, teekende Jonkheer Vervou alles aan, wat hem merkwaardig voorkwam en waar hij oog- of oorgetuige van was. In de Gedenkschriften van Jhr. Vervou dan treffen wij het volgende aan: Den 27 Augusti heb ick drye Indiaensche Gesanten int leger sien komen, ende waeren uyt het grote eylandt Sumatra, gesonden sijnde van de koninck van Achyn, met enige geschenc- ken aen Sijne Excellentie, 't Eerste present was ene cleyne poniaert, waeraff het gevest met rubijnen verciert waere; het twyede was een bekerken van onbekent stoff, nochtans geheel messing gelijckende; het derde was ene rode papegay. Nu stond dit bekerken in ene goudene schotel, geestimeert op 400 gulden, ende was 't bekerken gevuld met camphora, 't welck in haer landt voor een groot present geachtet wert. Deze mannen waeren van coleur als gele moren, dragende lange 1) De opgaven omtrent het aantal genanten stemmen niet geheel overeen. In Kruijt's „Atjeh en de Atjehers" waaraan wij het grafschrift ontleenden, wordt hehalve van den te Middelburg overledene, die niet mede naar Grave ging, van 2 gezanten gesproken. In Veth's Atjeh worden in het geheel slechts 2 gezanten genoemd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1898 | | pagina 92