EEXIGE AAATEEKEXIjYGEJV BETREFFENDE BEVOR DERING BIJ KEUZE. De bevordering van de officieren van het Nederlandsch-Indisch leger geschiedt volgens de voorschriften in de Eerste afdeeling van de „Regeling" vastgesteld bij Koninklijk besluit van 24 November 1859 No. 69, opgenomen in de Algemeene Order 1860 No. 13. De grondslagen van dit bevorderingsstelsel zijn neergelegd in de artikelen 2 en 5 van die afdeeling, luidende: Artikel 2. De benoeming van generaal-majoors geschiedt door „den Koning bij keuze uit de kolonels van de onderscheidene wa- „pens der landmacht, enz. Artikel 5. De bevorderingen geschieden uit de oudsten in rang „van den rang naast voorgaande aan dieD, in welken de vacatures „bestaan, voor zoover die oudsten in rang bij een onberispelijk gedrag, „genoegzamen dienstijver, de vereischte kunde en volkomen geschikt- „heid voor den hoogeren rang bezitten. „Yan deze bepaling kan worden afgeweken tot belooning: „le, van een schitterend wapenfeit of van eene uitstekende mili taire daad „2e, van buitengewone militaire talenten, gebleken uit daden of ge schriften, gepaard aan uitstekenden dienstijver en een loffelijk gedrag, „waardoor geacht wordt zekerheid te bestaan, dat de betrokken „officier bijzondere geschiktheid bezit om in hoogere raDgen den „lande belangrijke diensten te bewijzen. „Eene dusdanige bevordering kan echter niet geschieden dan na „een dienst in Nederlandsch-Indië van ten minste vijf jaren in den „rang van luitenant (tweeden en eersten), drie jaren in dien van „kapitein en twee jaren in iederen hoogeren rang. „In de besluiten, krachtens het tweede lid van dit artikel genomen, „moet de reden der bevordering uitdrukkelijk worden vermeld." Daar onze „Regeling" in vele opzichten een navolging is van de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 114