106 „dekken, ten einde later het gedane onrecht nog door bevordering „te kunnen herstellen. Zulks heeft te meer plaats wanneer de keuze „niet gelukkig uitvalt. „Naar mijn oordeel moet men tot den rang van Kapitein hoogst „zeldzaam van bevordering bij keuze gebruik maken. Is No. 1 niet „geschikt en zelfs niet ten volle geschikt, dan moet men afdalen „tot No. 2, en zoo vervolgens, maar niet, zooals plaats gehad heeft, „een aantal van 80, ja meer nog, overslaan. De keuze, Mijne Heeren, „veranderd zoo licht in willekeurige protectie, en wordt niet ten „onrechte door de militairen: bevordering bij gunst genoemd. „Bij de eerste invoering der keuze heeft men bijna alle de daarin „deelende officieren van het keur-korps en van het Ministerie van „Oorlog genomen (men zie slechts het officiersboekje van dat jaar „inzoodat men ook hier ten volle kan toepassen, dat die het dichtst bij het vuur zittenzich het beste warmen. Dat het onbillijk ge- „gaan is, Mijne Heeren, moet ik hier nog openlijk zeggen voor mijne „oude wapenbroeders, die tot de expeditiounaire troepen van 1826 „1880 behoord hebben. Toen men hen noodig had, alle mogelijke „beloften: men leze slechts de circulaire aan de commandeerende „officieren van de afdeelingen infanterie van 27 October 1826, en „tot heden geen hunner bij keuze bevorderd! „Of hebben die officieren geen goed gedrag? hebben zij geen dienst- „ijver? missen zij de vereischte kunde? Ik zeg gerust neen. „Op die officieren had men moeten toepassen, niet die het dichtst bij het vuurmaar die zich in het vuur gewarmd en geoefend hebben, „hebben zoo niet meer, ten minste gelijke aanspraak op bevordering „bij keuze. „Zoo is het vroeger gegaan, Mijne Heeren. En nu heb ik mij „afgevraagd hoe zal het gaan bijaldien deze wetsvoorstellen wet „worden? En dan is mijn antwoord: ik vrees niet beter. „In artikel 5 lees ik: „Bij de bevordering van 2en Luitenant tot len en van dezen tot „Kapitein, wordt vijf zesde der openvallende plaatsen vervuld door „zoodanige officieren, die de oudsten in rang zijn, en die bij een „onberispelijk gedrag, genoegzamen dienstijver en de vereischte „kunde en bekwaamheid voor den hoogeren rang bezitten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 118