107 „Het overige een zesde kan door Ons worden aangevuld, bij „keuze uit zoodanige officieren, die boven anderen uitmunten, door „bijzondere talenten, kennis, geschiktheid en aanleg, door meerdere „beoefening der tot hun vak betrekking hebbende wetenschappen, „door aanhoudend loffelijk gedrag en dienstijver, door verdienstelijke „verrichtingen, en waarvan men, ten gevolge van de opvolgende „rapporten, de verzekering heeft, dat zij bijzondere geschiktheid be vitten, om in hoogere rangen nuttige diensten te kunnen bewijzen. „Ziedaar juist naar mijn inzien den weg gebaand tot de grootste „willekeur. (Ik hoop dat de heer Minister van Oorlog overtuigd „zal zijn, dat ik van hem geen willekeur verwacht.) Maar wanneer „wij wetten helpen tot stand brengen, moeten wij niet alleen voor „den tegenwoordigen, maar ook voor den toekomenden tijd zorgen. „Artikel 58 is in de grondwet gebracht om alle willekeur in „het bevorderen en ontslaan van officieren te voorkomen. En nu? „Een rapport, dat het gedrag van den officier berispelijk is, dat hij „geen genoegzamen dienstijver heeft, en de 2e Luitenant wordt geen „le Luitenant en de le Luitenant geen Kapitein. „Gelooft niet, Mijne Heeren, dat ik alles te donker iuzie; ik heb „daarvoor te lang gediend. Want wat de eene Chef een goed .dienstdoend officier noemt, houdt de ander voor een slechten. „Men heeft onder Chefs dezulken, die den dienst van korporaal „verrichten en het dan ook van hunne onderhoorigen vorderen- En de vereischte kunde en bekwaamheid voor den hoogeren rang bezittenIk vraag het den heer Minister van Oorlog, of dan niet „allen, die officier worden, examen afleggen en of er voor den dienst „van len Luitenant zooveel meer geleerdheid noodig is dan voor dien „van 2en Luitenant en van len Luitenant tot den rang van Kapitein? „Commandeeren le, ja soms 2e Luitenants, niet maanden achtereen „compagnieën en escadrons bij openvallende en niet spoedig vervulde „plaatsen en met verlof gaande officieren Maar als het op tractement „aankomt zal één rapport van geen goed gedraggeen dienstijver geen kunde genoeg hebbengenoeg zijn om niet bevorderd te wor- „aen. Dat mag, dat kan niet! „Neen, Mijne Heeren, als de Regeering rechtvaardig wil zijn, dan „ook eene Commissie van onderzoek ingesteld voor die officieren» 77 7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 119