116 op den voorgrond staat en moet staan werd bij de behandeling der Nederlandsche Wet door den Minister duidelijk uitgesproken, en dat deze opvatting in Indië wordt gedeeld, blijkt ook hieruit dat terwijl alle belooningen in de dagorders aan het leger worden bekend gemaakt, de belooningen door bevordering daarin niet worden aangetroffen. Inderdaad is dan ook het karakter van dit soort belooningen geheel afwijkend van wat men gewoonlijk eene belooning noemt. Eene gewone belooning toch hangt af vaD wat men doet of van wat men isi men verdient haar of men verdient haar uiet. Belooningen door bevordering op grond van punt 2 der 2e alinea in artikel 5 hangen blijkens de practijk daarentegen niet uitsluitend, misschien zelfs niet in hoofdzaak af van wat men doet of van wat men is, doch ook van hetgeen anderen in casu ouderen doen of zijn. Waren deze voor de vacature geschikt geweest, dan zou hij, die thans buitengewoon bevorderd wordt, deze belooning" niet hebben verworven. Door dit alles is, meenen wij, de redactie van de bedoelde alinea veroordeeld; in stede van te spreken van belooning, moest men spre ken van dienstbelang. Voor den betrokkeue blijft het onzes inziens het zelfde: het blijft eene eervolle onderscheiding en eene erkenning dat hij met voorbijgang van anderen de aangewezen man is voor eene be paalde plaats. Daarentegen zal door eene dergelijke redactiewijzi ging de waarheid gebaat en de weg voor vele vragen afgesloten zijn. Niet zonder opzet gaven wij in het begin van dit opstel uitvoe rig weder wat bij de behandeling van de Nederlandsche Wet werd aangevoerd tegen en voor een stelsel van bevordering, waarin aan keuze eene vrij belangrijke plaats is ingeruimd. Wij deden dit ter opsporing van de redenen, waarom Wet en Regeling zulk een be langrijk verschil in dit opzicht toonen, maar ook om te geraken tot de beantwoording van de vraag: „is het goed dat de bevordering bij keuze zoo weinig wordt toegepast als tot nu toe geschiedt?" Aan de hand van de door den heer Taets van Amerongen op gesomde bezwaren, gaven wjj hiervoren vrij volledig aan welke be denkingen bij de voorbereiding der „Regeling" tegen toepassing van keuze kunnen hebben gegolden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 128