119
het eenig overblijvend middel, bevordering bij keuze, zorg draagt
dat jongeren aan het roer komen
En zoo zou naar onze meening in tal van gevallen en niet slechts
in de hoogste rangen, doch ook zeer wel in lagere zeer ten bate
van den Lande van bevordering bij keuze zijn gebruik te maken en
zou daarin zeker een zeer sterken prikkel liggen voor ieder, die
de kracht om iets te prestoeren in zich gevoelt.
Een prikkel nog grooter dan een Oranje-Nassau orde, al is zij
„met de zwaarden."
Wijziging der „Regeling" in dien geest dat bevordering bij keuze
als belooning uitsluitend voor schitterende wapenfeiten kan te beurt
vallen, doch verder alleen plaats heeft op grond van dienstbelang,
achten wij dus in 's lands belang noodig, copieering der Nederland-
sche Wet daarbjj echter niet gewenscht.
Reeds wer^ opgemerkt dat in het Nederlandsche leger de
meeste bevorderingen tot majoor of in den hoofdofficiersrang,
schoon „keuze" heetende, eigenlijk volgens een met strengheid
gelouterd anciennuiteitsstelsei plaats vinden en dat in den naam
„keuze" een pleister ligt voor hen, die voorbijgegaan, doch nu niet
„gepasseerd" zijn. Een dergelijke pleister is voor het Indische
leger niet noodig, omdat de hoofdofficieren en zij, die tot hoofdoffi
cier moeten worden bevorderd, wel schier steeds aanspraken op pen
sioen kunnen geldend makendus niet behoeven door te dienen
als zij niet tot hoogeren rang worden geroepen, en dan ook maar
beter de gelederen verlatenwant nog steeds is waar wat de heer Taets
van Amerongen in 1851 zeide: „men moet zooveel mogelijk trachten
de overgeslagenen van den troep te verwijderen." De vaststelling
van een zeker gedeelte der vacatures in de subalterne rangen, dat
door keuze kan worden aangevuld, zooals in de Nederlandsche Wet voor
komt, levert blijkens de ervaring weinig nut op en kan dus achterwege
blijven. Te eer, daar het_Indisch legerv„schoon in menig opzicht
achterstaand bij het Kederlandsche, in dit opzicht een voordeel heeft,
nl. dat er boven de macht, die bevordert, den Gouverneur Generaal,
eene hoogere macht is, de Kroon. Door eene bepaling, dat geen
buitengewone bevordering kan plaats hebben dan na machtiging van