128 Mataram de gevangen hoofden aangebracht en in de bentiug geïn terneerd. Zoodra dit bekend was, verachenen reeda den 9den d. a. v. T. Bentara Keumangan, T. Béatara Pineung, T. Panglima Meugöë, T. Hoesin di Ratnbong, Tengkoe Gadeh, T. di Raboh en tal van mindere hoofden ter hoofdplaats om hun opwachting bij den opperbe velhebber te komen maken. Eerstgenoemde kwam hoofdzakelijk om de voorwaarden te vernemen, waarop Porjoet di Rambong en zijn dochter Tjoet Manja in vrijheid gesteld zouden kunnen worden. Hem werd te kennen gegeven, dat de vrijlating van zijn dochter geheel afhankelijk gesteld werd van de onderwerping van haar echtgenoot T. Bin Peukan; besprekingen over een eveutueele in vrijheid stelling Van Poijoet di Rambong zouden eerst geopend worden, zoodra de f 25,000, die den 208ten April 1874 als pembriau radja aan haar echt genoot (het vorige hoofd van Keumangan) waren geschonken, op voorwaarde dat hij rust en orde in zijn gebied zou handhaven, aan het Gouvernement zouden zijn gerestitueerd. Potjoet di Rambong, die zeer vermogend is, had dit bedrag gemakkelijk zelf kunnen storten, doch scheen bet meer gewenscht te vinden om van haar in vloed op de Pedirsche hoofden gebruik te maken om door deze de gewenschte som te doen bijeenbrengen. Aan de andere zij de bleek de eerbied der hoofden, die bijna allen aan haar geparenteerd ziin, groot genoeg om hen tot zulk een belangrijk geldelijk offer te breugen. Den 9ien September werden van den Gié Gapoej 3 Atjehsche ge vangenen te Segli binnengebracht, welke in kampong Ilot gevat waren, verdacht van moord op Chineesche marskramers. Nadat hun schuld bewezen was, sprak T. Hoesin di Gedong het doodvonnis over hen uit en had den volgenden dag de terechtstelling plaats. Den 12dei1 Septembsr meldden zich T. Béntara Titeuë en de Kedjoe- roean Blang Keumala, zoodat nu alle Pedirsche Oelèëbalangs met uitzondering van Polim in onderwerping waren. Den 18den kwamen T. Bentara Sama Indra en T. Béatara Paleuëh mededeelen, dat T. Mantróë Garöt de geeischte waarborgsom van 10000 dollars on mogelijk kon bijeen brengen, dat hij zich thans te Soekon bevond en zich op genade of ongenade wenschte over te geven. Nadat hem te kennen was gegeven, dat hij uitsluitend op lijfsbehoud behoefde te rekenen, kwam hij zich te 5 uur 30 N.M. melden en stelde zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 140