133
hetgeen het Bestuur ten opzichte van verschillende aangelegenheden
van hen verlangde en nadrukkelijk aansprakelijk gesteld voor de
behoorlijke handhaving van rust en orde, zoomede de naleving van
het verbod op het dragen van vuur- en blanke wapens in hun gebied.
T. Béntara Tjoembo werd bovendien aanbevolen, om de met hem
verwante Oelèëbalangs van de II Moekims Titeuë, in diens eigen
belaDg, tot spoedige onderwerping aan te sporen. Hij beloofde
daartoe zijn medewerking te zullen verleenen met het gevolg, dat
hij al spoedig als resultaat van zijn bemoeiingen kon berichten, dat
de bevolking der II Moekims Titeuë, welke bij het bezoek onzer
troepen op 2 en 3 Augustus jl. nog geheel verlaten bleken, zich
weder in haar gampouga had neergezet, evenals T. Béntara Titeuë
zelf, die tijdelijk naar de Blang Keudah was verhuisd en nu weldra
zijn opwachting bij het Bestuur zou komen maken.
Voorts vervoegde zich nog bij het Bestuur te Segli T. Moehamat,
Keudjroeën van Keumala Dalam, die tot dusver bij vertoon onzer
troepen uit vrees was weggeloopen, doch er nu voor instond, voortaan
de bevolking in de gampongs terug te houden, en werd T. Brahim
Paleuëh in genade aangenomen, zoomede diens moeder en jongere
broer, die in gijzeling waren gehouden, vrijgelaten, nadat door hem
aan onzen eisch tot inlevering van een Beaumontgeweer en tot het
stellen van een waarborgsom, groot 200, was voldaan.
In ons bivak te Lho Igeuëh meldden zich de Imeum van Oedjoeng
Rimba en de beide zoons van wijlen T. di Dido, T. Oedjong Rimba
en T. di Rabo bij den colonne-commandant aan.
T. Oelèëbalang Tjoet, gevlucht naar Tamsé, die na den dood van
T. Leumië j1) het meeste recht op het Oelèëbalangschap van de II
Moekims Areë kon doen gelden, riep de bemiddeling in van de
Pedirsche hoofden, om door het Bestuur in genade te worden aan
genomen, terwijl de Oelèëbalangs van Aron, Troeséb, Moesa en
LaDgiëo, door T. Tjoet Moehamat Adan, den wd. Oelèëbalang van
Ndjong bjj het Bestuur zouden worden gebracht.
Met de reeds aan ons gezag onderworpen hoofden werden bij
voorkomende gelegenheden verschillende zaken, hun land betreffende,
besproken. Hoewel bij velen het stieven niet kan worden ontkend,
(1) Deze sneuvelde op den 8sten Augustus in geveoht met onze troepen.