137 Teubéng, Djaloeëng en Mensigit Raja naar Palèh en Poeló Pisang trok, waarschijnlijk met de bedoeling, om T. Pangéran Hoesén en T. Radja Koeala, die tijdelijk in Pidië verblijf houden, op te lichten. Hierboven werd reeds medegedeeld, dat Oemar door het onmid dellijk optreden onzer troepen genoodzaakt werd den wijk te nemen en keerde hij over Goendoeë, Lho Kadjoe, Kroeëng Semideuën en Bloeë Oeleë Birah naar Keumangan terug, waar hij zich verder af wisselend ophield in de mesigit Keumangan en in de mesigit Breuëh, zich af en toe verplaatsende naar Teupin Raja en Gloempang Pajong. Op het bericht, dat onze troepen op weg waren naar Tamsé (16 Augustus) begat hij zich over Meumprèë eveneens daarheen, doch ging weder terug naar de bewesten van de Blang Keudah gelegen vlakte Pantan Raja, toen hij vernam, dat de troepen niet verder dan Beungga gekomen waren. Het voortrukken eener colonne tot Tamsé, dwong hem zijn beide vrouwen en goederen in veiligheid te brengen en uit te wijken naar de Westkust, werwaarts hij begeleid zou zijn door T. Arsad van Lageun. Nadat reeds eenmaal te vergeefs werd getracht, om Oemar en T. Bén Peukan, gedurende hun roudzwervingen in de IX Moekims Keumangan te verrassen, gelukte het, op aanwijzing van een Pang lima aan een van den Glé Siblah uitgezonden patrouille, om in den nacht van 8 op 9 Augustus de Koeta en de Keudé Rembajan te omsingelen, waarbij wel is waar T. Bén Peukan wist te ontkomen, doch 24 van zijn volgelingen, voornamelijk lieden uit Samalanga en Meureudoe, in onze handen vielen. Bij deze gelegenheid werd T. Brahim Peudada, een neef van T. Bén Peukan, ernstig verwond en sneuvelden T. Bén Boelan en T. Hadji Nja, beiden ondergeschikte hoofden. T. Bén Peukan, hield zich overigens doorgaans in de nabijheid van Oemar op en vergezelde deze naar Meumprèë, waar hij zich van hem scheidde, om naar Meureudoe te gaan tot aanwerving van volk en aanvulling van levensmiddelen. Na twee dagen in Meureudoe verbleven te zijn, kwam hij in Keumangan terug, waar hij voornemens zou zijn zich met behulp van T. di Kroeëng en lieden uit Gloempang Pajong te versterken op den Glé Poentong.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 149